Gepubliceerd 2017
Herzien 19 juni 2022
śrī śrī guru gaurāṅgau jayataḥ!
Srila Sanatana Gosvami
vairagya-yug-bhakti-rasam prayatnair Sri Vilapa-kusumanjali (6) vairagya – verzaking; yug – verrijkt met; bhakti – toewijding; rasam – ambrozijnen smaak; prayatnaih – voorzichtig; apayayan – maakte te drinken; mam – mij; anabhipsum – onwillig; andham – blind; krpa – van genade; ambudhih – een oceaan; yah – wie; para – van anderen; duhkha – ellende; duhkhi – had spijt; sanatanah – Sanatana Gosvami; tam – hem; prabhum – Bhagavan; asrayami – ik neem mijn toevlucht. Ik neem mijn toevlucht tot mijn heer en meester, Sri Sanatana Gosvami, een oceaan van mededogen, die altijd compassie heeft voor het lijden van anderen. Hoewel ik er niet toe bereid was en verblind werd door onwetendheid, zorgde hij, dat ik de nectar van toewijding dronk, die doordrenkt is met verzaking. Srila Raghunatha dasa Gosvami heeft aan zijn diksa-guru, Yadunandana Acarya, in algemene zin gebeden, en aan zijn raganuga siksa-guru, Srila Rupa Gosvami, op een meer speciale manier. Hieruit kunnen we opmaken, dat er verschillende typen gurus zijn. Indien de guru geen enkele instructie geeft in raganuga, kan men ook een andere guru zoeken, zoals Raghunatha dasa Gosvami deed. Indien de guru daarentegen instructies heeft gegeven in zowel vaidhi als raganuga, is er geen reden een andere guru te aanvaarden. We kunnen begrijpen, dat Raghunatha dasa Gosvami geen enkele instructie ontving met betrekking tot raganuga van Yadunandana Acarya, want in die tijd had hij geen idee van raganuga bhajana. Van Srila Haridasa Thakura leerde hij het chanten van "Hare Krsna, Hare Krsna," en van zijn diksa-guru leerde hij, "Ik ben Krsna dasa" en "We moeten harinama chanten. We moeten bhakti doen." Er was geen mogelijkheid om van Yadunandana Acarya gretigheid voor raganuga te ontvangen. Toch is het een zeer, zeer belangrijke taak om iemand van de wereldse kant naar Krsna's zijde te brengen. Als de guru daartoe niet in staat is, zal de poging om raganuga en rupanuga te bereiken zinloos zijn. De vaidhi-bhakti guru is zeker guru. Zelfs als iemand zonder mantra of diksa te geven probeert ons in contact te brengen met guru of Krsna; als iemand enige inspiratie heeft gegeven om Radha en Krsna in vaidhi-bhakti te vereren, moeten we die persoon zo dankbaar zijn. Dat was de reden, waarom Raghunatha dasa Gosvami aan Sri Yadunandana Acarya had gebeden. In raganuga-bhajana is Srila Raghunatha dasa Gosvami vooral verschuldigd aan Srila Rupa Gosvami en ook aan Srila Sanatana Gosvami. Aanvankelijk associeerde hij met Rupa Gosvami en heeft hij al zijn ideeën en idealen voor raganuga-bhajana van hem geleerd. Hier in Vilapa-kusumanjali bad hij tot hem alleen als Rupa-manjari, niet als Rupa Gosvami, terwijl hij aan Sri Sanatana Gosvami bad, sanatas tam prabhum asrayami. Rupa Gosvami gaf hem alle begrippen, die in raganuga en rupanuga nodig waren voor het ontwikkelen en ondersteunen van manjari-bhava. Sri Sanatana Gosvami gaf hem alle nodige instructie in vaidhi-bhakti en sadhana-bhajana gericht op raganuga. Toen Raghunatha dasa Gosvami als eerste uit Jagannatha Puri was teruggekomen wegens de intense pijn van zijn afgescheidenheid van Sri Caitanya Mahaprabhu, bevond hij zich in een mentale staat, waarin hij zijn leven wilde opgeven. Hij wilde naar Govardhana gaan, de heuvel opklimmen en zijn leven beëindigen door eraf te springen. Als hij eenvoudig zelfmoord had willen plegen, had Raghunatha dasa Gosvami dat gemakkelijk in Puri kunnen doen. Warom deed hij dat niet? Terwijl hij door het Jharikhanda oerwoud liep, dat in dichte bossen en op hoge bergen vol tijgers en andere wilde dieren zit, had hij gemakkelijk kunnen sterven zonder dat iemand hem stoorde. Waarom had hij zich voorgenomen zijn lichaam te verlaten op Govardhana? Hij had een paar gedachten. "Ik moet Radha en Krsna dienen. Als het niet in dit leven is, dan is het in een ander leven. Caitanya Mahaprabhu heeft me de bescherming van Govardhana gegeven, dus ik ga naar Govardhana en als Govardhana het toestaat, geef ik mijn leven daar op. Zoals Bhagavad-gita heeft gezegd, 'Datgene, waaraan een mens op het laatste moment van zijn leven denkt, bereikt hij in zijn volgende leven.' Ik ga dood op Govardhana met deze ambitie, 'O Giriraja Govardhana, geef me alsjeblieft een geboorte in jouw nabijheid. Wees me genadig, zodat ik Radha en Krsna mag dienen en vooral Srimati Radhika.'" In zijn Manah-siksa vers twee heeft hij geschreven, na dharman nadharmam sruti-gana-niruktam kila kuru Manah-siksa (2) O mijn beste verstand! Voer niet de dharma of adharma uit, die wordt genoemd in de srutis of de Veda's. Geef in plaats daarvan overvloedig liefdevolle dienst aan Sri Sri Radha-Krsna Yugala hier in Vraja, want de srutis hebben verzekerd, dat Zij het hoogste principe zijn voor de verering van de Allerhoogste Absolute Waarheid. Mediteer altijd op Sacinandana, Sri Caitanya Mahaprabhu, die rijkelijk is voorzien van de gelaatskleur en de sentimenten van Srimati Radhika, als niet-verschillend van Sri Nanda-nandana. En denk altijd aan Sri Gurudeva als de meest dierbare metgezel van Sri Mukunda. Nu dacht hij, "Het uitvoeren van de instructie van Caitanya Mahaprabhu is dienst aan Hem. Caitanya Mahaprabhu is eigenlijk Radha en Krsna. Als Hij mij zegt om Radha en Krsna te dienen, is dat tevens een dienst aan Hem." Hij overwoog, dat hij op zijn minst geboorte zou nemen als gras op Govardhana, zoals Uddhava deed, indien hij in dit bewuszijn zou sterven. "En tegen de tijd van abhisara, wanneer de gopis 's nachts Krsna ontmoeten, valt hun zuivere voetstof op mijn hoofd. Op die manier ben ik voldaan." Daarom besloot hij op Govardhana te sterven, in het bijzonder bij Radha-kunda en Syama-kunda. Zodra hij in Vrndavana aankwam, benaderde hij Sri Rupa Gosvami en Sri Sanatana Gosvami en bood hen zijn eerbetuigingen aan. Caitanya Mahaprabhu had hem eerder verteld, "Beschouw Rupa Gosvami en Sanatana Gosvami altijd als jouw oudere broers" en daarom ging hij naar hen toe. Op de een of andere manier hadden Rupa Gosvami en Sanatana Govami het gevoel, dat hij een verlangen koesterde om te sterven op Govardhana. Vooral Sri Sanatana Gosvami kon het hart van een ander goed aanvoelen. Sanatana Gosvami was raja-niti-jna, op de hoogte met de politiek, terwijl Rupa Gosvami heel simpel was. Sri Sanatana Gosvami en andere Gosvami's gebruikten tarka, logica, in hun geschriften. Om gewone mensen te helpen iets te begrijpen, vooral in vaidhi-bhakti en de methoden van krsna-bhajana, is een beetje logica heel noodzakelijk. De Vedanta zelf is gefundeerd op klinkklare logische principes. Rupa Gosvami schrijft voor degenen, die gretig zijn naar raganuga-bhakti, "Neem niet jouw toevlucht tot logica. Datgene, dat ik uitleg om het bovenzinnelijke spel van Krsna binnen te gaan, is onafhankelijk van logica. Dergelijke logica kan jou op dit gebied niet van dienst zijn. Alleen sraddha is in staat jou hier toegang te verschaffen." Nergens in zijn Bhakti-rasamrta-sindhu, Ujjvala-nilamani, Vidagdha Madhava, of Lalita Madhava heeft hij logica gebruikt. Voor predikwerk is natuurlijk wel logica essenteel en voor bestuur is raja-niti essentieel. Als we de boeken van Rupa Gosvami onder de loupe nemen, zien we, dat hij eenvoudig over lila-katha vertelt, ondermeer met betrekking tot het spel en vermaak van Krsna zonder logica of schriftuurlijke argumenten te gebruiken. Vanaf het begin van Bhakti-rasamrta-sindu en Ujjvala-nilamani heeft hij verwijzingen geciteerd uit diverse geschriften met betrekking tot lila-katha, rasa (relatie met Krsna) en vilasa (speelse activiteiten). Deze boeken contrasteren met de Tattva Sandarbha van Jiva Gosvami, die logica en bewijsvoering uit de sastra aanhaalt om zijn punten te onderbouwen. parama-rasa-rahasyannanda-nihsyandi-vrnda Nikunja-rahasya-stava (#31) Sri Sri Radha-Krsnacandra genieten van grenzeloos, schitterend transcendent spel in de afgezonderde, zegenrijke loofhutten in het oerwoud van Vrndavana. O vriend, laat alle tegendraadse schriftuurlijke argumenten achterwege en vereer Hen eenvoudig met zuivere toewijding. In dit vers adviseert Srila Rupa Gosvami, dat we bhajana van Radha en Krsna moeten doen door altijd te chanten en aan Hen te denken in Hun nikunja-lila. Hier zegt hij, "Er is geen reden om vast te houden aan sastra-yuktih, schriftuurlijke logica. Welke logica ook in Vedanta en andere sastras is gegeven, laat het met rust; maak je daarvan niet afhankelijk. Logica is vereist in vaidhi-bhakti en voor bestuur en predikwerk. Om bhajana diep binnen te gaan is alleen sraddha van belang." Deze poëzie van Rupa Gosvami bevat tweeëndertig slokas over nikunja-lila, van Radha-Krsna's lila aan het begin van de nacht helemaal tot nisanta lila. "Laat alle logica en schriftuurlijke reguleringen achterwege en mediteer op dit vertrouwelijke spel en doe bhajana." Dit is de specialiteit van de lessen van Rupa Gosvami met betrekking tot raganuga-bhakti. Door het deskundig toepassen van schriftuurlijke en algemene logica, door politiek en door het zorgvuldig volgen van het voorbeeld van onze acaryas en vooral Sri Caitanya Mahaprabhu kon Sri Sanatana Gosvami Raghunatha dasa Gosvami overtuigen om zijn leven te behouden. Hij vertelde Raghunatha dasa zijn persoonlijke ervaring, "Eerst, toen ik in Jagannatha Puri was, had ik dezelfde opvatting als jij." Nadat hij door het Jharikhanda-oerwoud had gereisd, had Sanatana Gosvami over zijn hele lichaam jeukende open wonden ontwikkeld. Wanneer Caitanya Mahaprabhu hem zag, rende Hij naar hem toe en omhelsde hem. Sanatana Gosvami dacht, "Het is een overtreding aan mijn zijde, dat Caitanya Mahaprabhu, die Krsna Zelf is, me aan Zijn borst drukt, waarbij het vocht van die wonden Zijn lichaam aanraakt. Om te voorkomen, dat mijn overtreding blijft optreden, heb ik besloten mijn leven tijdens de Ratha-yatra onder de wielen van de wagen op te geven." Sri Caitanya Mahaprabhu kon het hart van Sanatana Gosvami begrijpen en zei, "Sanatana, als iemand een ander persoon iets geeft, heeft hij dan het recht om dat eigendom terug te nemen?" Caitanya Mahaprabhu gaf hem niet rechtstreeks een opdracht, maar gaf Zijn wens op een slimme, diplomatieke wijze te kennen. Hij zei tegen hem, "Punt één is, dat je niet langer het recht hebt om te doen wat je wilt, zodra je jouw lichaam aan Mij hebt overgegeven. Ik alleen heb dat recht. Door weg te nemen, wat Mij rechtmatig toebehoort, maak je een overtreding tegen Mij. "In de tweede plaats, als Ik zou denken, dat Ik de service van Radha en Krsna kon krijgen door Mijn leven op te geven, had Ik het miljoenen keren gedaan. Door jouw leven op te geven kun je de dienst aan Radha en Krsna niet krijgen. Die krijg je alleen door bhakti-yoga. Probeer dit te begrijpen. Geef alsjeblieft jouw idee op om jouw leven te beëindigen. Doe meer sadhana-bhajana, dan bereik je spoedig perfectie." Sri Sanatana Gosvami zei tegen Raghunatha das, "Door de woorden van Caitanya Mahaprabhu te horen heb ik Zijn wens gehoord en heb ik vervolgens geprobeerd Zijn opdracht te volgen en Radha en Krsna te dienen. Jij moet dat ook doen. Je hebt het recht niet om jouw leven op te geven, want je hebt jouw ziel al overgegeven aan Caitanya Mahaprabhu, Svarupa Damodara, Raya Ramananda en ook aan ons, jouw broeders. Caitanya Mahaprabhu zei, dat je naar Vrndavana moest komen en in ons gezelschap moest blijven en daarom zullen we proberen jou te beschermen, te steunen en te voeden. Maak je geen zorgen. Blijf gewoon in Radha-kunda, in Govardhana, en chant altijd harinama en doe bhajana." In dit vers uit Vilapa-kusumanjali herinnert Raghunatha dasa Gosvami zich, "Als ik toen mijn lichaam had verlaten, had ik nooit de instructies gehoord over raganuga en manjari-bhava. Dan had ik nooit Vidagdha-Madhava, Lalita Madhava, of Dana Keli Kumudi gelezen en had ik geen enkel boek geschreven. Ik ben daarom zoveel verschuldigd aan Sri Sanatana Gosvami." De woorden 'anabhipsum andham' in deze zesde sloka wijst op, "Ik was me niet bewust van raganuga-bhakti." Raghunatha dasa Gosvami drukt zich op een nederige wijze uit. Hij had in feite instructies in raganuga-bhajana rechtstreeks van Sri Caitanya Mahaprabhu en Svarupa Damodara gekregen. Toch zegt hij, "Ik was 'andha', blind. Ik wist niets af van rasamayi-bhakti, Krsna, Radha, de gopis, of Vraja-bhava. Ik had niet eens een verlangen naar deze dingen." Wij waren voor deze zaken ook behoorlijk blind gebleven, als we niet naar onze Gurudeva waren gekomen. Eerst hadden we niets en nu zien we pas in, hoeveel dank we aan hem verschuldigd zijn. Naarmate we verder ontwikkelen, gaan we ons steeds meer verschuldigd voelen. 'Anabhipsum' betekent 'niet bereid', 'onwillig'. Srila Raghunatha dasa Gosvami zegt, "Ik wilde die bhakti niet, maar Sanatana Gosvami heeft het me onder druk toegediend." Als een jongen een medicijn nodig heeft en hij wil het niet innemen, geeft zijn moeder het onder dwang. Ze forceert hem zijn mond te openen. Op dezelfde manier zegt Raghunatha dasa Gosvami, "Ik was niet in de stemming om deze raganuga-bhakti aan te nemen, dus hij dwong me." 'Prayatnair' betekent voorzichtig. Toen Raghunatha dasa Gosvami in Radha-kunda woonde, kwam Sanatana Gosvami daar dikwijls vanuit Vrndavana naartoe om Govardhana parikrama te doen. Sri Sanatana Gosvami is Lavanga Manjari. Waarom moest hij zo nodig parikrama doen? Had hij daar zelf belang bij? yad yad acarati sresthas / tat tad evetaro janah Bhagavad-gita (3.21) Iedere actie, die een groot man uitvoert, wordt gevolgd door de gewone man. En iedere standaard, die hijzelf voorleeft, wordt door de hele wereld nagevolgd. De mensen in het algemeen trokken profijt uit zijn voorbeeld, maar dit vormde echter ook niet zijn ware motief. Raghunatha dasa Gosvami zegt, "Hij kwam alleen voor mij." Dit is de gevolgtrekking uit het woord 'prayatnair'. Persoonlijk geef ik er de voorkeur aan om in Vrndavana te wonen. Waarom zit ik dan in Mathura? Is er voor mij een bepaald voordeel om in Mathura te blijven? Is het vanwege de rupees, heerlijk voedsel, of de genegenheid van de inwoners van Mathura? Kan het zijn, dat ik meer vooruitgang maak in raganuga-bhakti en de genade krijg van Srimati Radhika en de manjaris door hier te zijn? Nee, er is een andere reden. Srimad-Bhagavatam stelt, bhavad-vidha bhagavatas tirtha-bhutah svayam vibho Srimad-Bhagavatam (1.13.10) Mijn Heer, toegewijden, zoals uw goede zelf, zijn zowaar heilige plaatsen in eigen persoon. Omdat u de Persoonlijkheid Gods in uw hart draagt, transformeren alle plaatsen in pelgrimsoorden. Dit is een heel belangrijk vers, dat Yudhisthira Maharaja tegen Vidura sprak. Yudhisthira Maharaja was zo blij om Vidura te zien, die na de grote Slag van Kuruksetra juist naar zijn paleis was teruggekeerd. Een andere sloka is ook verwant aan dit punt, mahad-vicalanam nrinam grihinam dina-cetasam Srimad-Bhagavatam (10.8.4) O mijn heer, O grote toegewijde, personen zoals u bewegen zich van de ene plaats naar de andere, niet voor hun eigen genoegen, maar omwille van de armhartige grhasthas. Om andere redenen hebben ze er geen belang bij om van de ene plek naar de andere te gaan. Deze sloka werd gesproken door Nanda Baba tegen Garga Rsi bij de ceremonie van Krsna's naamdag. Nanda Baba zei, "Ik weet, dat je hier niet bent gekomen voor een donatie." Babajis en priesters komen naar hun patroon alleen voor donaties en ze blijven zolang in zijn huis zitten, totdat de donatie is voldaan. Het is zeker, dat ze naar hun eigen residenties terugkeren, zodra er is uitbetaald. Hier drukt Nanda Baba uit, "Eigenlijk, Gargacarya, heb jij geen enkele persoonlijke reden om hier naartoe te komen. Jij kent geen eigenbelang. Jij bent alleen naar mijn huis gekomen, omdat ik een miserabele grhastha ben. Jij gaat alleen bij grhasthas op bezoek om hen krsna-bhakti te geven. Je bent een bhagavata." Wie is een bhagavata? Iemand, die bhakti heeft voor Svayam Bhagvan Krsna is een bhagavata. De symptomen van een bhagavata is in diverse slokas vastgelegd. Eén symptoom is, dat de rijkdom van het hele universum het hart van een bhagavata niet kan beïnvloeden, of zijn ideeën kan wijzigen, laat staan, dat een paar donaties dat kan. Nanda Baba ging door, "Je bent niet gekomen met enig eigenbelang, maar alleen voor het welzijn van een miserabele grhastha, zoals ik, die in de droge put van het huiselijke leven is gevallen. Je bent gekomen om me genade te geven." Volgens Raghunatha dasa Gosvami deed Sanatana Gosvami op dezelfde manier parikrama om hem zijn associatie te geven. Raghunatha gaat door, "Je komt hier zo nu en dan alleen om te zien hoe het met deze weesjongen gaat. Je komt me het spel en vermaak van Krsna vertellen en je komt me leren hoe ik Hem moet dienen." Raghunatha dasa Gosvami zat eens op de oever van Syama-kunda onder de blote hemel bhajana uit te voeren. Er kwamen twee tijgers naar de kunda, dronken water en verdwenen weer. Sanatana Gosvami bekeek dit van een afstand en werd ongerust. Nadat de tijgers waren vertrokken, ging hij naar Raghunatha en gaf hem de instructie, "O Raghunatha, ga hier niet zomaar zitten. Ik ga een hut voor jou bouwen. In speciale opdracht van mij zal jij daar moeten wonen en jouw bhajana moeten uitvoeren." Raghunatha dasa Gosvami kon zijn opdracht niet weigeren. Sanatana Gosvami maakte een hut en vanaf dat moment woonde Raghunatha dasa Gosvami daar, chantte harinama en voerde alle andere toegewijde activiteiten uit. Zelfs al zagen Rupa Gosvami en Sanatana Gosvami – vooral Sanatana Gosvami – Raghunatha dasa Gosvami als hun jongere broertje, hij zag hen als zijn gurus. Omdat ze rechtstreekse discipelen waren van Sri Caitanya Mahaprabhu, waren Sanatana Gosvami, Rupa Gosvami en Raghunatha dasa Gosvami godbroeders van elkaar. En Sanatana Gosvami en Rupa Gosvami zagen Raghunatha dasa ook als zodanig; nooit als hun discipel. Aan de andere kant zag Raghunatha dasa hen nooit als zijn godbroeders. Hij zag hen altijd als zijn gurus. "Gurur kinkara haya manya se amar – de dienaar van de guru is voor ons altijd respectabel" (Sri Caitanya-caritamrta, Madhya-lila 10.142). Dit is een uitspraak van Sri Caitanya Mahaprabhu. Toen Govinda kwam en Mahaprabhu in Puri ontmoette, zei hij tegen Hem, "Onze Gurudeva, Isvara Puripada, heeft me gestuurd om Jou te dienen." Mahaprabhu dacht, "Hoe kan dat? Hij is mijn godbroeder. Ik zou hem alle eer moeten geven, maar hij wil Mij juist dienen." Alleen omdat zijn guru de opdracht had gegeven, dat Govinda Hem moest dienen, kon Hij zijn dienst aanvaarden." Omdat ze begrepen, dat de dienaar van de guru zeer gerespecteerd dient te worden, zag Raghunatha dasa Gosvami Sanatana Gosvami en Rupa Gosvami als zijn gurus. Wij moeten ook deze houding onder elkaar hebben, want dat schept liefde tussen ons. We kunnen denken, "Ik ben guru. Hij weet niets. Hij is niet zo'n goede dienaar van onze Gurudeva als ik. Hij kent geen enkele siddhanta." Als we op die manier gaan denken, komen er ruzies en dit is nu gaande: "Ik ben de enige acarya en niemand anders is gekwalificeerd." Waar haat en soortgelijke mentaliteiten heersen, is de plaats van kali-rajya, het koninkrijk van Kali. Vairagya-yuga-bhakti - Er zijn twee soorten bhakti. De ene soort bhakti is algemeen en de andere soort bhakti is met vairagya. Vairagya heeft twee betekenissen: de ene is 'verzaking' en de andere is visesa rupena raga, of anuraga, hetgeen betekent 'grote absorbtie in en genegenheid voor Krsna'. De onderscheidende karakteristiek van vairagya is raga of anuraga; dit is een heel belangrijk punt. Wanneer anuraga aanwezig is, kan de gehechtheid aan lustobjecten niet langer standhouden. Dit is de ware definitie van vairagya. Iemand die echt is verankerd in vairagya, heeft alleen gehechtheid aan bhakti en voor de dienst van Radha en Krsna. Iemand, die deze bijzondere anuraga heeft voor de service van Radhika, laat alle wereldse gehechtheden vanzelf achterwege. Degenen, die geen ware vairagya hebben ontwikkeld, kunnen hun wereldse gehechtheden een poosje achterwege laten, maar raken na enige tijd weer in deze zaken verzonken. Srila Raghunatha dasa Gosvami beschikt over deze speciale gehechtheid aan de service van Radha en Krsna en Caitanya Mahaprabhu, en hij verheerlijkt Sri Sanatana Gosvami als degene, die hem zegende met deze vairagya-yuga-bhakti, of verzaking verrijkt met bhakti. In het leven van Caitanya Mahaprabhu Zelf zien we deze vairagya-yuga-bhakti en wanneer Hij ziet, dat Zijn volgelingen bhakti met vairagya uitvoeren, wordt Hij zo gelukkig. Hij zou willen, dat al Zijn toegewijden niskincana worden, waarbij ze denken, dat hun enige bezit Krsna is. Wij verzaken niet en daarom hebben we zoveel problemen. Als we ons aan iets anders dan Krsna hechten – aan naam en faam, rijkdom, vrouwen, of voedsel – raakt bhakti steeds verder van ons verwijderd. Dan is het heel, heel veraf. In Sri Caitanya-caritamrta staat het volgende, sade sata prahara yaya kirtana-smarane Sri Caitanya-caritamrta (Antya-lila 6.310) Raghunatha dasa besteedde meer dan tweeëntwintig uur van iedere vierentwintig uur aan het chanten van de Hare Krsna maha-mantra en dacht aan de lotusvoeten van Bhagavan. Hij at en sliep minder dan anderhalf uur en op sommige dagen was zelfs dat niet mogelijk. Een etmaal van een dag en een nacht bestaat uit acht praharas en één prahara, drie uur, bestaat uit zes of zeven dandas. Onze Gosvamis besteedden vier dandas; dat is ongeveer anderhalf tot twee uur aan eten, drinken en slapen. De rest van de dag en de nacht, gedurende zeveneneenhalve praharas, deden ze asta-kaliya-lila smarana. Bovendien waren er dagen, dat ze helemaal afzagen van eten en slapen. Wij slapen acht tot negen uur per dag. Vervolgens wordt er zoveel tijd besteed aan oliemassage, baden, hier scharrelen daar scharrelen, algemene gemakzucht en denken. De rest van de dag vliegt om met praten over van alles behalve hari-katha. Dan voelen we ons soms ook nog ziek en moet de dokter komen om een medicijn voor te schrijven. Al onze tijd wordt verspild. Dit is zeker een situatie van grote hopeloosheid! Krpambudhir yah. Sanatana Gosvami is een grote oceaan van genade, het hoogste bereik van genade. Hij kan ook de genade van Radha geven. Hij kan bidden, "O Srimati Radhika, geef alsjeblieft Jouw genade aan deze toegewijde." Lalita-devi kan dit ook doen en daarom kunnen we aan haar bidden, yam kam api vraja-kule vrsabhanu jayah Sri Lalitastikam (6) Ik bied mijn eerbetuigingen aan Srimati Lalita devi, de belichaming van alle sublieme kwaliteiten. Wanneer ze een jong meisje tegenkomt in de buurt van Vrndavana en ze komt er na wat slimme vragen achter, dat ze geneigd is haar meesteres Radhika te dienen, vervult ze onmiddellijk haar verlangens en maakt haar volkomen gelukkig. Lalita vraagt aan iedere kisori, die door Vraja loopt, "O, waar ga jij naartoe?" Het jonge meisje kan antwoorden, "Ik ga naar Varsana (of Javata, of Radha-kunda). "Waarom ga je daar naartoe?" "Ik weet, dat het heel moeilijk is te bereiken, maar ik ga er naartoe in de hoop, dat Srimati Radhika me als Haar palya dasi bij Zich houdt." Als Lalita hier achter komt, probeert ze meteen die bhava te geven. Vervolgens geeft ze Srimati Radhika de opdracht – ze bidt niet, ze commandeert - "Houd dit meisje bij Jou als Jouw palya dasi. Ik schrijf haar naam in het register van Jouw palya dasis." Srimati Radhika kan aan Lalita niet ongehoorzaam zijn. Radhika is gebonden haar opdracht te volgen. Als Lalita een of ander signaal opvangt van iemand, die een palya dasi wil worden, gaat ze het zeker regelen. Ze zegt het meteen tegen Radhika en Radhika geeft gehoor aan haar opdracht. Dit is krpambudhir, de oceaan van genade; er is geen grotere genade. Raghunatha dasa Gosvami zegt daarom krpambudhir yah. Sri Sanatana Gosvami, als Lavanga Manjari, is een oceaan van genade, omdat hij de zegen van Srimati Radhika kan uitdelen. Para duhkha-duhkhi – Sanatana Gosvami is altijd bedroefd om de droevenis van een jiva te zien. Het is niet zo, dat de jivas tegen hem zeggen, "Geeft u me alstublieft uw genade." Hij ziet daarentegen, dat ze potten of containers voor genade zijn, hoewel ze het niet willen aannemen. Hij kan naar een persoon gaan en vragen, "Kun je me water geven om te drinken?" Waarom vraagt hij om water? Hij wil zijn genade geven. Hij legt hun sukriti aan en daarom trekt hij naar ieder dorp om contact te leggen met de feestgangers. Bij een grhastha thuis vraagt hij, "Ik heb gehoord, dat jouw dochter binnenkort gaat trouwen." De grhastha kan antwoorden, "Haar huwelijk is reeds voltrokken." "Oh, hoe gaat het met haar?" Ook al heeft Sanatana Gosvami er zelf geen belang bij, hij luistert naar al het nieuws van de dorpsbewoners. Waarom is dat nodig? Hij wil hen door zijn associatie op de een of andere manier bhakti geven. Hij zal tegen iemand zeggen, "Jouw vader is erg ziek. Probeer 'Hare Krsna, Hare Krsna, Hare Krsna' te chanten, dan wordt hij beter." Dus Sanatana Gosvami geeft op alle mogelijke manieren zijn genade. Dit is het symptoom van para-duhkha-duhkhi. Hijzelf hoeft er niet beter van te worden. Hij is alleen bedroefd door de droevenis van anderen te zien. Sanatanas tam prabhum asrayami. Raghunatha dasa Gosvami richt zich tot Sanatana Gosvami als Prabhu. Wie is Prabhu? Mahaprabhu is Mahaprabhu en Nityananda en Advaita Acarya zijn beiden Prabhus. Een Prabhu is iemand, die iedereen alles kan geven. Hij dient alle dingen te beheersen. Ik kan jou vragen, "Ik wil een zoon. Geef me alsjeblieft een zoon." Kun je mijn verzoek dan inwilligen? Nee, dat kun je niet. Maar als ik jou vraag, "Geef me vijf rupees" kun je het wel geven. Datgene, dat je hebt, kun je geven. Je kunt niet geven, wat je niet hebt. Omdat Sanatana Gosvami alles kan geven, dat we kunnen verlangen, heeft Raghunatha dasa Gosvami zich tot hem als Prabhu gericht. "O Prabhu, jij hebt iets in jouw schatkist, dat je aan mij kunt geven. Geef me alsjeblief radha-pada dasya. Jij bent een meester daarin. Prabhu asrayami – ik neem mijn toevlucht tot jouw lotusvoeten." De vraag wordt gesteld, "We horen, dat Raghunatha dasa Gosvami tot Sri Rupa-manjari bidt, maar bidt hij niet tot Lavanga-manjari op dezelfde manier?" Hier in Vilapa-kusumanjali heeft hij niet gebeden, maar hij weet, dat Sanatana Gosvami Lavanga-manjari is. Hij bidt, maar niet alles kan worden opgeschreven. In zijn geest bidt hij altijd. Hij heeft in feite tot alle sakhis gebeden. Hij heeft zelfs gebeden tot Saibya, Padma en Candravali, om niet te spreken van Lavanga-manjari. Hij heeft tot Sakhi-sthali gebeden, hoewel het niet van hem werd verwacht. Er kwam eens iemand van daaruit karnemelk brengen en hij werd heel boos [want als dienstmaagd van Radhika heeft Rati-manjari geen behoefte aan enige verbinding met het oord van een rivale van Radhika, Candravali]. En toch, als Raghunatha dasa Gosvami bad hij tot Sakhi-sthali. Hij heeft ook aan Jatila en Kotila zijn pranama aangeboden. Als Jatila en Kotila niet aanwezig zouden zijn, zou er geen rasa zijn. Dus het moet wel zo zijn, dat hij ook aan Lavanga-manjari bad, maar niet alles kan worden opgeschreven. In Srimad-Bhagavatam zien we iets dergelijks. Er is slechts één dag rasa beschreven en er is slechts acht dagen gezelschap van Uddhava gegeven. Er staat vermeld, dat Uddhava verscheidene maanden in Vrndavan is gebleven, maar wat er plaats had en welke conversaties er werden gehouden, werd niet beschreven. We willen deze onderwerpen altijd blijven herinneren, evenals het spel en vermaak van Krsna – niet voor anderen, maar met de wens om een relatie te hebben.
Referenties |
DIT DOCUMENT IS BESCHIKBAAR IN
PDF
Vorige <=
Srila Rupa Gosvami
Volgende =>
Sri Svarupa Damodara Gosvami