Menu

Bhagavata Parampara - Sri Gopala Bhatta Gosvami

24 juli 2022


śrī śrī guru gaurāṅgau jayataḥ!

Bhakti Lezingen

www.purebhakti.com/teachers/bhakti-discourses/18-discourses-1990s/
1467-the-glories-of-gopal-bhatta-gosvami
Gepubliceerd 24 oktober 1996, Laatst bijgewerkt 22 januari 2022
Mathura U.P. India - 23 oktober 1996
nitya-līlā praviṣṭa oṁ viṣṇupāda

Śrī Śrīmad Bhaktivedānta Nārāyaṇa Gosvāmī Mahārāja



De glorie van Sri Gopala Bhatta Gosvami


154.jpg [Hoewel deze lezing werd gegeven op Padmanabha Gaura Dvadasi, de verdwijnings-titthi voor Srila Raghunatha dasa Gosvami, Srila Raghunatha Bhatta Gosvami en Srila Krsnadasa Kaviraja Gosvami, werd Srila Maharaja gezegd, dat het de verdwijnings-titthi was voor Srila Gopala Bhatta Gosvami in plaats van Srila Raghunatha Bhatta Gosvami. Daarom heeft hij eerst gesproken over de glorie van Srila Gopala Bhatta Gosvami.]

Laten we eerst Gopala Bhatta Gosvami verheerlijken. Sri Caitanya Mahaprabhu ging tijdens Caturmasya-vrata naar de Ranganathji tempel in Zuid-India. Hij ging daar dansen en kirtana uitvoeren en iedereen werd erdoor aangetrokken. Gezinsleden van een heilige familie hebben Hem daar ontmoet en verzochten Hem, “Komt u voor deze vier maanden van Caturmasya in ons huis logeren. Daarna kunt u ergens anders naartoe gaan.”

Caitanya Mahaprabhu accepteerde hun uitnodiging en logeerde vier maanden aan de oever van de Kaveri Rivier op een kamer, die ze voor Hem hadden ingericht. Het gezinshoofd was Trimalla Bhatta. Hij had twee jongere broers, Prabhodananda Sarasvati en Venkata Bhatta, de vader van Gopala Bhatta. De drie broers hadden initiatie genomen in de Sri Sampradaya van Sri Ramanuja. Ze stonden in Zuid-India bekend als zeer geleerde personen.

Sri Caitanya Mahaprabhu voerde kirtana uit in het huis van Venkata Bhatta en sprak hari-katha voor zijn familieleden en in één maand waren ze compleet getransformeerd. Aanvankelijk waren ze aanbidders van Laksmi en Narayana, maar onder invloed van de associatie van Caitanya Mahaprabhu werden ze Gaudiya Vaisnava’s en gingen het goddelijk paar Sri Sri Radha en Krsna vereren. De geschiedenis over de manier, waarop hij en zijn gezin Gaudiya Vaisnava’s werden is een zeer lang verhaal.

Tijdens het verbliljf van Caitanya Mahaprabhu verleende deze jongen, Gopala Bhatta, allerlei diensten aan Hem. Als Mahaprabhu een bad ging nemen in die heilige Kaveri Rivier, ging Gopala Bhatta met Hem mee om Zijn kleding, dor en kaupin, te dragen. En als Mahaprabhu na Zijn bad naar huis terugkeerde, nam Gopala Zijn natte kleding mee om te wassen en te drogen. Hij kookte voor Mahaprabhu en leverde allerlei andere diensten. Hij diende dag en nacht en Mahaprabhu werd zeer tevreden met hem.

Gopala Bhatta was niet alleen een uitstekende dienaar van Caitanya Mahaprabhu, hij was ook een breed onderlegd persoon, want hij was onderwezen door zijn oom, Prabhodananda Sarasvati, een van de meest geleerde personen van zijn tijd. Prabhodananda Sarasvati kende de Veda’s, Upanisaden, Vedanta-sutra en vooral Srimad-Bhagavatam. Hij had ook diverse boeken geschreven. Bovendien had Caitanya Mahaprabhu van hem een groot rasika Vaisnava gemaakt (zelfgerealiseerde ziel en proever van transcendente zoetheden). Zo was hij in staat boeken te schrijven, zoals Sri Radha-rasa-sudhanidhi, een briljant boekjuweel.

Op Zijn reis door Zuid-India heeft Caitanya Mahaprabhu de boeken, Krsna-karnamrta en Brahma-samhita teruggevonden. Maar er was nog een derde boek, dat zo belangrijk werd, dat onze disciplinaire acaryas regelmatig naar de Sanskriete verzen ervan hebben verwezen. Krsna-karnamrta is enigszins geneigd tot Krsna, want het toont aan, dat Krsna de Allerhoogste Persoonlijkheid Gods is. Radha-rasa-sudhanidhi daarentegen is meer rasika [in relatie tot de zoetheden van madhurya-rasa of bovenzinnelijke amoureuze liefde], waarin Prabhodananda Sarasvati tot Radhika bidt als de meesteres van Krsna.

Krsna wil constant Srimati Radhika diensten verlenen en Prabhodananda Sarasvati bidt eveneens om Haar dasi te mogen zijn. Dit is het hoogste onderwerp van de Gaudiya Vaisnava’s. Srila Rupa Gosvami, Srila Raghunatha dasa Gosvami en Srila Gopala Bhatta namen dit gezichtspunt in – ‘Radha dasi’ en niets anders – zij wilden, dat Krsna Srimati Radhika moest dienen.

In de rasa-lila in Vrndavana zien we, dat de gopis allemaal huilen, over de grond rollen en constant naar Krsna zoeken, “O Krsna, Krsna, waar ben Je? We gaan dood zonder Jou.” Anderzijds heeft Prabhodananda Sarasvati in Radha-rasa-sudhanidhi geschreven, “Waarom huilen de gopis om Krsna? Krsna zou moeten huilen en over de grond rollen en roepen, ‘O Srimati Radhika, waar ben Je? Ik ga dood zonder Jou’. Krsna zou in alle bossages en in de bergen moeten zoeken. Hij zou het verlangen moeten hebben om Radhika te zien en het stof van Haar voeten te nemen.” Dit is het meest verheven onderwerp, dat onze Gosvami’s in hun boeken hebben aangegeven, vooral in Caitanya-caritamrtia.

Gopala Bhatta had al deze onderwerpen van Prabhodananda Sarasvati geleerd en daarom is Prabhodananda Sarasvati zijn guru-pada-padma (guru). Je kunt je wel voorstellen, hoe mooi, rasika, bhavuka (vol transcendente emoties) en geleerd Gopala Bhatta Gosvami was.

Nadat Sri Caitanya Mahaprabhu Sri Rangam had verlaten, raakte Gopala Bhatta van streek, want hij wilde Hem zien en Hem dienen. Maar Mahaprabhu zei tegen hem, “Je moet jouw vader dienen, want hij is niet alleen jouw vader, maar hij is jouw guru.” [De broers waren alle drie acaryas in de Ramanuja Sampradaya, alle drie waren hooggeleerd en alle drie hadden Gopala Bhatta onderwezen. Dus zijn vader was zijn siksa-guru. –red.] “Je moet hem dienen, maar daarna moet je naar jouw oudere broers Rupa en Raghunatha in Vrndavana gaan en bij hen blijven.”

Nadat Venkata Bhatta was verdwenen, verliet Prabhodananda Sarasvati zijn huis en ging naar Vrndavana. Hij woonde in Kamyavana en in de andere elf bossen van Vrndavana, waar hij in zijn gevoel van afgescheidenheid riep, “O, waar is Srimati Radhika? Lalita, Visakha, waar zijn jullie?” Hij liep voortdurend te huilen en rolde over de grond.

Gopala Bhatta vroeg zich af, waar hijzelf ging wonen en hoe hij de lotusvoeten van Caitanya Mahaprabhu kon bereiken. Dus hij vertrok eveneens. Hij wilde naar Puri gaan, maar dat kon hij niet doen, want Mahaprabhu had hem gezegd om thuis te blijven en voor zijn ouders te zorgen en pas nadat ze hun lichaam hadden verlaten, zou hij naar Vrndavana gaan – naar de lotusvoeten van Srila Sanatana Gosvamipada en Srila Rupa Gosvamipada.

Nu ging hij uitzoeken, hoe hij naar Vrndavana kon gaan. Hij ging op reis naar de Himalaya’s, waar de Gomati Rivier stroomt. Toen hij in de rivier een bad nam, zag hij dat een grote salagrama hem volgde. De steen kwam uit zichzelf naar hem toe en leek hem te zeggen, “Ik ga jouw dienstverlening aanvaarden. Dien me alsjeblieft.” Hij nam die salagrama in zijn armen en hield Hem soms op zijn hoofd, soms op zijn ogen en soms op zijn hart. Hij nam de salagrama mee naar Vrndavana, waar hij Rupa en Sanatana ontmoette. Nu omhelsden Rupa en Sanatana deze zeer zuivere Vaisnava, Gopala Bhatta Gosvami.

In de tussentijd verdween Caitanya Mahaprabhu uit deze wereld. [Degenen, die meer willen lezen over de gevoelens van afgescheidenheid van Gopala Bhatta Gosvami, kunnen het boek Bhakti-ratnakara lezen. –red.]

In Vrndavana ging Gopala Bhatta Gosvami op zekere dag naar Radha-Ramana-ghera dichtbij Seva-kunja in de omgeving van Nidhuvana, dat een zeer geheiligde en geheime plek is van Radha en Krsna. Daar zat hij te peinzen, “Hoe kan ik deze salagrama dienen?” Hij wilde Gods ogen, gezicht en armen zien, Zijn drievoudig gebogen gedaante en Zijn lotusvoeten. Hij wilde Hem decoreren tijdens Jhulana, het schommelfestival.

’s Nachts maakte hij zich zorgen en dacht, “Hoe kan ik Hem dienen? Als Hij een mooie drievoudig gebogen houding zou hebben en een glimlachend gelaat met een fluit, zou dat heel goed zijn om Hem diensten te verlenen.” Toen begon midden in de nacht de salagrama tegen hem te spreken, “O, Gopala Bhatta, kijk eens hoe mooi Ik ben.”

Gopala Bhatta stond op en ging naar de salagrama en hij zag, “O, wat ben Je mooi, Radha-Ramana!” Hij had het gelaat van Govindaji, de borst van Gopinatha en de voeten van Madana-Mohana. Dus in Radha-Ramana verschenen drie godsbeelden, Govinda, Gopinatha en Madana Mohana. Hij haalde de Gosvami’s erbij, die stom verbaasd waren over de glorie van zijn bhakti, die de salagrama had getransformeerd in Radha-Ramana.

Je kunt je voorstellen, welk een eersteklas Vaisnava hij was. Hij was niet alleen een Vaisnava, maar hij was het Goddelijk Paar Sri Sri Radha en Krsna zeer dierbaar. Hij is Guna Manjari in het spel van Krsna. Door zijn gebeden werd de salagrama Radha-Ramana.

Hij is niet alleen een bhavuka en rasika bhakta, maar zoals ik eerder heb gezegd, hij beschikte over enorm veel kennis. Hij had alle Veda’s en alle geschriften van Ramanuja in zijn keel. [Voordat hij in zijn jeugd Sri Caitanya Mahaprabhu had horen spreken, was hij een volgeling van de Ramanuja Sampradaya en was goed opgeleid door zijn vader en ooms.]

Srila Sanatana Gosvami onderwees hem een paar gedragsregels en regulerende principes volgens de Vaisnava etiquetten, waarmee men bekwaam kan worden om Radha en Krsna (of iedere Visnu-tattva Godheid) te vereren. Hij onderwees hem, hoe men sannyasa moet nemen, hoe diksa te nemen, hoe mantra te nemen, welke de kwalificaties van een discipel zijn en welke de kwalificaties van guru zijn. Niet iedereen kan een guru zijn en niet iedereen kan een discipel zijn. Alleen degenen, die zijn onthecht van wereldse verlangens en lustbevrediging, degenen, die belezen zijn in de Veda’s en Vaisnava geschriften en degenen met enige realisatie van de dienstverlening aan Radha en Krsna kunnen guru zijn ongeacht kaste en overtuiging.

kiba vipra, kiba nyasi, sudra kene naya
yei krsna—tattva vveta, sei ‘guru’ haya

Sri Caitanya-caritamrta (Maddhya-lila 8.128)

Iemand, die krsna-tattva kent, de wetenschap van Krsna, is guru. Degenen, die weten wie Krsna is, wie Srimati Radhika is, wie zijzelf zijn, wat de dienstverlening aan Radha en Krsna is en van Hen houdt, iemand die prema-seva uitvoert, niet alleen verering, is gurudeva. Degenen, die dagelijks niet minder dan een lakh (64 rondjes) harinama chanten en Krsna in hun hart beheersen, zijn guru. Degenen, die Krsna in het hart van leerlingen kan plaatsen, zijn guru. Dus je kunt je voorstellen, welke de glorieuze symptomen van een bonafide guru zijn. Iemand met een dergelijke guru heeft zo ontzettend veel geluk gehad.

We hebben het geluk, dat we rechtstreekse discipelen zijn van onze guruji, die een rechtstreekse discipel was van Srila Bhaktisiddhanta Sarasvati Thakura. Ook de discipelen van Bhaktivedanta Svami Maharaja hebben zoveel geluk gehad. Het is een groot fortuin om een gekwalificeerde guru te hebben.

Gopala Bhatta schreef al dergelijke aanwijzingen in Hari-bhakti-vilasa. De titel van dit boek heeft een prachtige betekenis, Hari-bhakti-vilasa. In de volle bloei van Zijn jeugd proeft Krsna altijd prema. Hij geniet constant van liefdevol spel en vermaak (vilasa). Hari-bhakti-villasa. Hari betekent Krsna, die het hart van Srimati Radhika steelt, en Hij is Hari, die altijd in het hart van Srimati Radhika en de gopis danst en zingt. Hij is Hari.

Eerst had Sanatana Gosvami hem enkele punten aangegeven, op basis waarvan Gopala Bhatta alle bewijsvoering verzamelde uit geschriften, zoals de Purana’s en nigama en agama. Toen heeft Gopala Bhatta deze manuscripten aan Sanatana Gosvami voorgelegd. Srila Sanatana Gosvami heeft hem toen begeleid bij het selecteren van schriftuurlijke verwijzingen, die in overeenstemming waren met de lessen van Mahaprabhu. Daarna heeft Gopala Bhatta zijn werk verder verfijnd en samengesteld als Hari-bhakti-vilasa.

Sommigen vragen zich af, of dit boek werd geschreven door Sanatana Gosvami of door Gopala Bhatta. Eigenlijk werd dit boek door Sri Caitanya Mahaprabhu in hun beider hart gemanifesteerd. Hij heeft hen beiden de inspiratie gegeven om dit boek te schrijven. Op deze manier heeft Gopala Bhatta Gosvami Hari-bhakti-vilasa geschreven en Sat-krpa-sar-dipika [Een lichtschijnsel op de essentie van de rituelen, die toegewijden dienen uit te voeren]. Hij heeft ook geholpen bij de publicatie van Sat Sandarbha door Srila Jiva Gosvami. [Hij heeft ook een commentaar geschreven op Sri Krsna-karnamrta van Srila Bilvamangala Thakura.]

We moeten zijn richtlijnen proberen te volgen over de manier, waarop men tempels vestigt en godsbeelden installeert en hoe men diksa en mantra geeft. De namen van verscheidene aspecten van initiatie worden eigenlijk niet ‘eerste inwijding’, ‘tweede inwijding’ en ‘derde inwijding’ genoemd. Er is slechts één inwijding, die aanvankelijk komt als harinama en daarna als diksa. Uit zijn grondeloze genade heeft Srila Bhaktivedanta Svami Maharaja hiervoor een ‘gemakkelijke vocabulair’ opgesteld en daarom heeft hij de namen ‘eerste inwijding’ enzovoort gegeven. Het proces van diksa wordt gegeven om harinama meer bonafide te maken.

Diksa [welke ‘tweede intitiatie’ wordt genoemd] is van wezenlijk belang. Sommigen denken, dat diksa bovengeschikt is aan harinama of de Hare Krsna mantra, maar je moet weten, dat harinama superieur is. “Parama vijayate sri krsna sankirtanam – de heilge naam is Krsna Zelf.” Met de diksa-mantras wordt onthechting van de wereld ontwikkeld. Gehechtheid aan de wereld wordt door deze mantra afgesneden. Deze mantra ontwikkelt tevens de relatie met Krsna. Om deze reden geeft gurudeva zijn leerling harinama en daarna diksa, die de leerling in staat stelt om de heilige namen te chanten met een relatie tot Krsna en Srimati Radhika. Het chanten van de heilige naam door de discipel wordt dan zo zuiver en manifesteert zich uiteindelijk als Radha-Krsna Yugala, het goddelijk paar.

Al deze activiteiten en principes worden onderwezen in Hari-bhakti-vilasa en ook in Sat-kriya-sar-dipika.

Een ieder, die zijn toevlucht neemt tot Sri Sri Radha-Krsna en zuivere Vaisnava’s mag geen halfgoden vereren. Ze dienen daarentegen Rupa en Sanatana, Yamuna, Govardhana, Radha-kunda, Syama-kunda, Vrnda-devi, Lalita en Visakha en anderen van hun statuur te vereren. Ze dienen zelfs de verering van Rukmini-Ramana, Satyabhama-Ramana en Mathuresa Krsna te vermijden, anders zullen ze niet de kwalificatie ontwikkelen om Krsna Vrndavana binnen te gaan. Srila Gopala Bhatta Gosvami heeft uiteengezet, hoe men al deze principes dient te volgen.

De trouwceremonie dient te worden uitgevoerd volgens de Sat-kriya-sar-dipika van Srila Gopala Bhatta Gosvami – zonder Ganesa en dergelijke andere halfgoden te vereren. In zijn boek wordt tevens alles uiteengezet met betrekking tot de manier, waarop een overleden Vaisnava sannyasa samadhi dient te worden gegeven en hij heeft bovendien de tien samskaras (reformatorische processen) helder uiteengezet.

We hebben groot geluk gehad, dat we in de lijn van Srila Gopala Bhatta Gosvami zijn gekomen. We zijn hem en Srila Sanatana Gosvami en Srila Rupa Gosvami alle dank verschuldigd.

Redacteur Engels: Syamarani dasi



CC DEZE BLOEMLEZING VALT ONDER CREATIVE COMMONS NAAMSVERMELDING-GEENAFGELEIDEWERKEN (CC BY-ND 4.0) INTERNATIONALE PUBLIEKE LICENTIE. GEBRUIK IN ZIJN GEHEEL EN ONGEWIJZIGD ONDER VERMELDING VAN AUTEUR, VERTALER, LICENTIE EN UITGEVERS ZOALS GEGEVEN ONDER REFERENTIES.

Referenties
Licentie overzicht: https://creativecommons.org/licenses/by-nd/4.0/legalcode.nl
Auteur (spreker) Engels: Sri Srimad Bhaktivedanta Narayana Gosvami Maharaja
Uitgever India: Pure Bhakti / Teachers / Discourses, "The Glories Of Gopal Bhatta Gosvami"
Vertaling Nederlands: Jaya Radhe / Bhagavata Parampara, "Sri Gopala Bhatta Gosvami"
Vertaler Nederlands: © 2022 Indira dasi CC BY-ND 4.0 Enkele rechten voorbehouden
Uitgever Nederland: Pro Deo Uitgever Jaya Radhe





DIT DOCUMENT IS BESCHIKBAAR IN PDF
Vorige <= Sri Raghunatha dasa Gosvami
Volgende => Sri Rupa Gosvami

TOP

title=""