Menu

Bhagavata Parampara - Sri Srimad Bhaktisiddhanta Sarasvati Thakura Prabhupada

Gepubliceerd 2017
Herzien 12 juni 2022


śrī śrī guru gaurāṅgau jayataḥ!

Bhakti Lezingen

Uit: Sri Prabandhavali - Hoofdstuk 4
De Verdwijningsdag van Srila Bhaktisiddhanta Sarasvati Prabhupada
Gaudiya Vedanta Publications 2003
nitya-līlā praviṣṭa oṁ viṣṇupāda

Śrī Śrīmad Bhaktivedānta Nārāyaṇa Gosvāmī Mahārāja




Sri Srimad Bhaktisiddhanta Sarasvati Thakura Prabhupada


image035.jpg Het is vandaag de herdenkingsdag van het afscheid van nitya-lila pravista om visnupada astottara-sata Sri Srimad Bhaktisiddhanta Sarasvati Gosvami Prabhupada. Het is vandaag pancami en hij verscheen ook op pancami. Hij werd geboren in het huis van Bhaktivinoda Thakura, die een eeuwige metgezel is van zowel Sri Krsna als Sri Caitanya Mahaprabhu. Zoals de wijze Bhagiratha de Ganga naar deze wereld bracht, was Bhaktivinoda Thakura de grote persoonlijkheid, die in het moderne tijdperk de rivier van bhakti naar deze wereld bracht. Toen zogenaamde gosvamis van bhakti een onderneming begonnen en zich bezighielden met uiteenlopende vormen van werelds vermaak en toen in naam van Mahaprabhu zoveel bogus filosofieën de boventoon gingen voeren, zoals sakhi-beki, smarta-jati, sahajiya enzovoort, verscheen op dat moment Bhaktivinoda Thakura. Daarna kwam Prabhupada in de gedaante van zijn zoon, Bimala Prasada. Als deze twee persoonlijkheden niet waren verschenen, had suddha-bhakti vandaag de dag in deze wereld niet bestaan. En vanaf het moment dat ze verdwenen, viel de samenleving terug in haar voorgaande hoedanigheid. Eerst waren er dertien sahajiya sektes bekend en daarna telde onze Guru Maharaja, Srila Bhakti Prajnana Kesava Gosvami, er negenendertig. Hoeveel er op dit moment zijn, weet niemand.

Ik zie ook, hoe de dingen geleidelijk veranderen. Wij hebben gezien, hoe wereldverzakende toegewijden voorheen zijn geweest. We hebben bijvoorbeeld nooit gezien, dat een Vaisnava sokken aan zijn voeten droeg en we hebben toegewijden nooit sweaters en cadaras zien dragen zoals tegenwoordig. Ze droegen alleen de hoognodige kleding en een goedkope deken, zelfs wanneer ze 's morgens in de kou bij mangala-arati aanwezig waren. Na de verdwijning van Prabhupada worden er toegewijden gezien, die al die andere dingen wel dragen. Ze leefden vroeger zo eenvoudig, ze aten alleen sak, rijst en een dunne dahl. In vergelijking met hen moet je zien, hoe wij leven! En ik spreek ook voor mezelf. Hun kennis, hun verzaking en hun spirituele bevattingsvermogen hadden een dermate hoge standaard, dat wij in vergelijking met hen zo inferieur zijn.

De periode tussen Visvanatha Cakravarti Thakura en Bhaktivinoda Thakura was voor Gaudiya vaisnavisme een duister tijdperk. In die tijd waren er een paar echte Vaisnava's, die ware bhajana uitvoerden, maar het merendeel - zoals we ook vandaag de dag soms nog zien - voerden de zogenaamde Vaisnava's hun rituelen alleen uit voor een salaris. Wanneer iemand op sterven lag, riepen de mensen de Gaudiya Vaisnava babajis erbij, die wat ceremoniële kirtana chantten en andere rituelen tegen een salaris uitvoerden. En ze gaven blijk van zoveel wangedrag. Toen Bhaktivinoda Thakura dit zag, dacht hij, "Zijn deze mensen Vaisnava's? De ideeën van Mahaprabhu zijn compleet verdwenen. Wat moeten we doen?" Hij maakte zich grote zorgen. Bhaktivinoda Thakura deed zijn uiterste best, maar tijdens zijn leven kwam niet de verandering, die hij het graag had gezien. Hij ging van stad naar stad en van dorp naar dorp om de nama-hatta in te voeren. In ieder dorp verzamelde hij vier of vijf religieuze personen, stelde een comité samen en gaf programma's voor harinama-kirtana op zondagen. Het verspreidde zich van het ene dorp naar het andere, maar over het algemeen bleef zijn predikwerk beperkt tot Navadvipa, Calcutta en de rest van Bengalen.

Hij gaf het tijdschrift Sajjana-tosani uit en via dit medium publiceerde hij geleidelijk Sri Caitanya-caritamrta en andere boeken in onderdelen. Hij creëerde een kring van toegewijden en onthulde Navadvipa-dhama in zijn geschriften, maar de geleerden in de samenleving en de sahajiyas weigerden zijn ideologie te aanvaarden. Toen verscheen Prabhupada in Puri. Aangezien Bhaktivinoda Thakura een districtsbestuurder was, werd hij van de ene plek naar de andere overgeplaatst, maar hij had altijd Bhakti-rasamrta-sindhu en Caitanya-caritamrta bij zich en legde de inhoud uit aan zijn zoon. Prabhupada ontving zoveel instructies van hem, maar we moeten ook begrijpen, dat Prabhupada een eeuwig bevrijde ziel is; er was in de wereld niemand zoals hij. Zonder dat hij naar de lagere school en de middelbare school was geweest, leerde hij zeer snel over allerlei onderwerpen en werd een groot geleerde in Sanskriet. Zijn Engels was zo gevorderd, dat zelfs professoren in de Engelse literatuur het niet konden volgen. Enkele onderlegde westerse toegewijden vertelden me, dat ze bij het lezen van zijn Brahma-samhita herhaaldelijk het woordenboek moesten raadplegen. En zijn Bengali had ook een dermate hoge standaard, dat zelfs vooraanstaande geleerden het moeilijk konden volgen. Hij zei, dat geestelijke taal dat moest zijn; dat het niet zo eenvoudig mag zijn om te begrijpen. Als je geestelijke vooruitgang maakt door in het gezelschap van Vaisnava's te blijven, ben je in staat om de spirituele taal wel te begrijpen.

Op de leeftijd van zeven of acht jaar begon Prabupada een godsbeeld van Kurmadeva te vereren en Bhaktivinoda Thakura gaf hem de maha-mantra en andere mantras voor zijn puja. Toen hij achttien was gaven alle geleerde astronomen in Bengalen hem de titel "Sarasvati". Daarna ging hij naar de universiteit, maar hij kibbelde met de docenten en zei, "Leer ik iets van jullie, of leren jullie iets van mij?" Toen hij zijn studie afbrak, maakten Bhaktivinoda Thakura en andere familieleden zoch zorgen. Ze brachten hem naar Puri, waar hij ging studeren in de Satasana Asrama, waar Svarupa Damodara en Raghunatha dasa Gosvami hadden gewoond. Vaisnava's kwamen daar regelmatig bij elkaar en nu heeft Srila Siddhanti Maharaja een matha op precies dezelfde plek. Daar begon Prabhupada lezingen te geven uit Caitanya-caritamrta. Daar zaten een paar babajis, die zichzelf rasika beschouwden en Prabhupada vijandig gezind waren, nadat ze zijn uitleg hadden gehoord. Toen Bhaktivinoda Thakura dit merkte, haalde hij hem daar weg en liet hem de zoon van de koning van Tripura onderwijzen.

Prabhupada beschikte over een grote bibliotheek met Vaisnava literatuur en nadat hij deze grondig had bestudeerd, gaf hij de zoon van de koning zodanig les, dat de jongen een mala om te chanten accepteerde en tilak begon te dragen. Hij raakte onthecht van de wereld en het horen van hari-katha kreeg geleidelijk zijn grootste belangstelling. De koningin, die dit zag, werd zeer geïrriteerd en zei tegen de koning, "Deze jongen wordt een nietsnut! Wat gebeurt er, nadat jij er niet meer bent? Wie gaat de offers aan onze overleden voorouders brengen? Hij gaat de wereld verzaken en dan is alles verloren! Zorg dat je deze leraar snel kwijt raakt. Geef hem vierhonderd rupees om te vertrekken - we hebben geen geld nodig, maar een zoon!" Dat was honderd jaar geleden, dus je kunt je voorstellen, hoeveel vierhonderd rupees in die tijd waard was. De koningin zette haar echtgenoot zodanig onder druk, dat hij uiteindelijk naar Prabhupada ging en hem nederig mededeelde, "Het doet me groot verdriet, dat onze familie u niet gunstig gezind is. Ze zijn bang, dat de jongen zich met bhakti gaat bezighouden en de wereld gaat verzaken. Ik beschouw het als ons grote geluk om een persoon als u te leren kennen en onze zoon door u te laten onderwijzen, maar de anderen begrijpen het niet." De koning benaderde Bhaktivinoda Thakura en bood hem het geld aan, maar zonder dat Bhaktivinoda Thakura het aanvaardde, keerde de koning terug naar huis.

Toen begon Bhaktivinoda Thakura een winkel in homeopathische geneesmiddelen. Nadat was gebleken, dat de winkel geen succes had, dacht hij, "Het bestieren van een winkel is voor mij niet weggelegd," en hij kocht een stuk grond in Mayapura. Nadat hij de geboorteplaats van Mahaprabhu had gelokaliseerd, installeerde hij daar de godsbeelden van Gaura, Visnupriya en Lakhsmipriya en ook kleine murtis van Radha-Krsna. Na het verdwijnen van Bhaktivinoda Thakura was Prabhupada vast besloten om de Navadvipa-dhama parikrama te volgen, die zijn vader had beschreven, en om mensen aan te trekken nodigde hij grote kirtana-leiders uit. Hij liet een grote tent neerzetten, waar duizenden mensen naartoe kwamen voor de parikrama en daar is de katha van suddha-bhagavad-bhakti aangevangen.

Geleidelijk kwamen gekwalificeerde jongens van slechts zestien, zeventien en achttien jaar, die een hart hadden, dat zacht en zuiver was, naar voren en Prabhupada maakte hen brahmacaris en sannyasis. Hij was met groot gemak in staat om hen te trainen, maar aan degenen, die ouder waren dan vijftig, kon - evenals papegaaien - niets nieuws worden geleerd. Daarna kwamen toegewijden, zoals onze Guru Maharaja, Bon Maharaja, Bhakti Pradipa Tirtha Maharaja, Bhakti Vilasa Tirtha Maharaja, Aranya Maharaja en Narahari Prabhu. In het begin daar in Mayapura deed Narahari Prabu arati, terwijl Prabhupada de handgong speelde en geleidelijk begon het predikwerk. Het instituut van tridandi-sannyasa werd gevestigd en het resultaat is, dat vandaag de dag de naam en het begrip Caitanya Mahaprabhu met kracht worden gepredikt. In elf jaar, van 1926-37, werd het predikwerk overal verspreid, maar daarvóór moest zoveel tijd worden besteed aan het neerzetten van het fundament. Prabhupada gaf allerlei tijdschriften uit - dagbladen, weekbladen en maandbladen - in het Sanskriet, Bengaals, Hindi, Orissi, Engels en in Assamese talen en wij hebben allemaal met veel gemak de vruchten van zijn ondernemingen geërfd. Met grote moeite heeft hij de Gaudiya lijn met strikte richtlijnen ingesteld, maar er waren zoveel problemen met zijn predikcampagnes, dat we ons dat niet kunnen voorstellen. Er was zoveel tegenwerking tegen het predikwerk van Prabhupada, dat zijn leerlingen zelfs niet werden toegelaten in de mandiras in Vrndavan en Navadvipa.

Prabhupada cultiveerde de klimplant van toewijding door alle overbodige takken en onderliggend gewas weg te snoeien. Hoe deed hij dat? Ten eerste, hij reviseerde de guru-parampara. Hij zei, dat wij in de lijn van Mahaprabhu zitten en verwijderde de namen van degenen, die niet volkomen geperfectioneerd waren. Nadat hij de namen van Brahma, Narada en Vyasa had gevestigd, ging hij rechtstreeks naar Madhva. Prabhupada accepteerde de namen van degenen, van wie de mensen in deze wereld het meeste heil kregen en dat waren vooral brahmacaris. Doorgaans accepteerde hij niet de namen van degenen, die langere tijd grhasthas waren geweest. Na Madhva erkende hij enkele bijzondere persoonlijkheden en ging verder met Madhavendra Puri. Iedereen aanvaardt Madhavendra Puri en van hem gaan we naar Isvara Puri, Svarupa Damodara, de Zes Gosvami's en dan Krsnadasa Kaviraja Gosvami.

Op dit punt waren sommigen gesplitst in de lijnen van Nityananda Prabhu, Advaita Acarya, Gadadhara Pandita, Vakresvara Pandita, Lokanatha Gosvami en anderen, maar Prabhupada zei, "We aanvaarden in onze lijn alleen volkomen perfecte zielen, die de juiste siddhanta kennen en die rasika zijn, waar ze zich ook bevinden." Op die manier werden alle verscheidene lijnen in onze parampara op de een of andere plek vertegenwoordigd.

Er zijn zoveel disciplinaire lijnen van opvolging, maar Prabhupada zei, dat wij de guru-parampara erkennen, niet de disciplinaire opvolging. De guru-parampara bestaat alleen uit bhagavata-gurus, zelfs al maakten ze geen leerlingen en kwam er geen rechtstreekse disciplinaire lijn uit hen voort. Sommigen hebben helemaal geen leerlingen geïnitieerd, maar desondanks zijn ze jagad-guru. Op die manier stelde hij met zijn allesdoordringende visie de mahajanas samen en vormde hetgeen we kennen als de bhagavata-parampara of guru-parampara.

Na het verdwijnen van Visvanatha Cakravarti Thakura ontstonden allerlei lijnen, die disciplinair verwant waren, maar die Prabhupada allemaal veronachtzaamde. Hij gaf alleen erkenning aan Baladeva Vidyabhusana en na hem Jagannatha dasa Babaji. Hij wilde alleen degenen aanvaarden, in wie hij de ware spirituele siddhanta aantrof. Door eenvoudig de mantra in jouw oor te ontvangen en een dhoti of andere kleding te dragen, die de guru geeft, ben je nog niet gekwalificeerd als opvolger van de guru. Bhaktivinoda Thakura kreeg van Jagannatha dasa Babaji Maharaja helemaal geen mantra, dus hoe kon hij zijn leerling zijn? Hij was leerling van zijn conceptie: zijn gevoelens jegens Krsna, zijn begrip van rasa en zijn kennis van tattva. Dit is een discipel. De meeste mensen kunnen dit niet bevatten, maar omdat hij met zoveel inzicht kon waarnemen, verklaarde Prabhupada, dat hieruit onze lijn bestond. Gaura-kisora dasa Babaji Maharaja was ook geen geïnitieerde leerling van Bhaktivinoda Thakura, maar hij omarmde alle gevoelens en begrippen van Bhaktivinoda Thakura en daarom verschijnt zijn naam in de opvolging. Op dit punt zeiden de babajis, "Wiens leerling is Bhaktisiddhanta Sarasvati? Wie heeft hem sannyasa gegeven? Waarom draagt hij niet dezelfde kleding als Sanatana Gosvami? In onze sampradaya droeg iedereen na Nityananda Prabhu en Svarupa Damodara witte kleding, maar hij droeg saffraankleurige kleding en accepteerde een danda. Hoe kan hij dat doen?" Welke relatie heeft het dragen van oranje of witte kleding met bhakti?

kiba vipra, kiba nyasi, sudra kene naya
yei krsna-tattva-vetta, sei 'guru' haya

Sri Caitanya-caritamrta (Madhya-lila 8.128)


Of men nu brahmana, sannyasi of sudra is, als men krsna-tattva kent, is men een guru - om niet te spreken van een Vaisnava. Prabhupada dacht, "Wij zijn niet gekwalificeerd om de kleding te aanvaarden, die werd gedragen door grote persoonlijkheden zoals Rupa, Sanatana, Jiva en Krsnadasa Kaviraja. Wij blijven in de gewone kleding van sannyasa en accepteren niet de kleding van de paramahamsa-babaji. We blijven binnen het varnasrama stelsel als brahmacari en sannyasi en houden het ideaal van die paramahamsa kledij boven ons hoofd, want als we die kleding aanvaarden en zondige daden begaan, is dat aparadha aan de voeten van Rupa en Sanatana." Sommige babajis hadden kritiek op het trainen van brahmacaris en het geven van de heilige draad, maar onze Guru Maharaja zei, dat die babajis allemaal dwazen waren, erger nog dan dieren. Zij droegen wel de kleding van de paramahamsa en gaven de verheven gopi-mantra aan iedereen, die langs kwam, terwijl Prabhupada alleen brahmacaris in opleiding had en hen instructies gaf omtrent het beheersen van de zintuigen - dus wie heeft gelijk?

Prabhupada wilde ons eerst laten begrijpen wat siddhanta is, namelijk jiva-tattva, maya-tattva en bhagavat-tattva, en hoe je maya moet vermijden in de vorm van kanaka (rijkdom), kamini (vrouwen) en pratistha (prestige) - dit zijn de allereerste instructies. Gopi-bhava is zeer verheven; eerst moeten we begrijpen, dat "Ik ben krsna-dasa" en beginnen met harinama. Maar deze babajis geven hun idee over gopi-bhava meteen aan iedereen weg, die hen benadert. En dan chanten ze allemaal "Ik ben een gopi, ik ben een gopi" en creëren op die manier een verstoring in de samenleving.

In onze matha zingen we iedere ochtend het lied, waarin Prabhupada de bhagavata-parampara heeft vastgesteld: krsna haite catur-mukha... Bij het componeren van dit lied heeft hij alle grote, geperfectioneerde persoonlijkheden uit verschillende lijnen aanvaard en heeft verklaard, "Dit is de lijn van Gaura." Als Prabhupada niet was gekomen, zouden we dan ergens de naam van Mahaprabhu en gesprekken uit Bhagavad-gita en Srimad-Bhagavatam hebben aagetroffen? Hier in Mathura, in Vraja en overal elders hebben nog steeds gaura-kirtana en hari-katha plaats en zijn niet verdwenen. Daarom zal de wereld voor altijd aan Prabhupada voor zijn predikwerk verschuldigd blijven. Hij ging nooit naar rijke mensen toe, maar hij nam één paisa van iedere persoon, die hij tegenkwam. En onze Guru Maharaja deed hetzelfde. Ofschoon hij uit een rijke familie kwam, nam hij altijd een houten kistje met een gleuf erin mee naar de markt en in de trein, de tram en de bus. Hij sprak met mensen uit alle klassen en op die manier verspreidde hij het predikwerk in alle richtingen. Wij moeten ons ook bezighouden met deze zuivere vorm van prediken en niet blijven stilzitten, nadat we dit hebben gehoord. Alsof je hen een injectie geeft, moeten jullie allemaal anderen aanmoedigen om harinama te nemen en deze concepties te horen, of je nu man of vrouw bent, getrouwd of ongetrouwd. En denk niet, dat je dit niet kunt doen, omdat je geen opleiding hebt gehad. Had Haridasa Thakura een academische graad? Hadden Raghunatha dasa Gosvami en anderen dat? Toch waren hun activiteiten eersteklas en hun ideeën waren uitermate verheven.

Wij horen regelmatig tattva uit geschriften, zoals Srimad-Bhagavatam en Brhad-bhagavatamrta, maar hoe krijgen anderen de gelegenheid om dit te horen? Nadat we het hebben gehoord, moeten we het naar zoveel andere mensen brengen, want dit is de plicht van ieder van ons. We moeten harinama met grote liefde nemen en anderen aanmoedigen te chanten. We moeten zelf siddhanta horen en daarna anderen helpen dit te begrijpen; dat zal Prabhupada een groot genoegen doen. Helemaal op het eind van zijn leven zei Prabhupada, "Wij zijn louter arbeiders; wij zijn de pionnen van bhagavat-katha." Hij heeft voor zichzelf nooit een permanente leefsituatie in een rijke tempel ingericht, maar bleef altijd in beweging. Dezer dagen doen we de dingen iets anders, maar we moeten altijd proberen te volgen, niet alleen de filosofische ideeën van Prabhupada, maar ook het ideaal, dat hij ons met zijn eigen gedrag heeft getoond.

Deze begrippen dienen als fundament voor bhakti en als dit fundament niet wordt gevestigd, vallen we weg van het horen van de hogere niveau's van katha. Bijvoorbeeld, Bhaktivinoda Thakura heeft een lied geschreven getiteld Vibhavari Sesa, dat regels zoals de volgende bevat.

jamuna-jivana, keli-parayana / manasa-candra-cakora
nama-sudha-rasa, gao krsna-yasa / rakho vacana mana mora

Sri Krsna is het leven van de Yamuna. Hij houdt Zich altijd bezig met Zijn amoureuze spel en vermaak en Hij is de maan van het hart van de gopis. Bezing de glorie van Hem, wiens naam zuivere rasa is - O geest, herinner altijd deze woorden.

In onze matha zingen we dit lied iedere dag en dat is zeker heilzaam, maar bevatten we de complete bhava, die hierin is vervat? Niets ontbreekt aan deze regels - de rasa-lila niet, de Bhramara-gita niet, de Venu-gita niet, niets blijft erbuiten. Alles is erin aanwezig en alle voorgaande regels van dit lied zijn op dezelfde wijze verzadigd van zowel rasa als tattva. Phula-sara-yojaka kama - wat betekent dit? De complete kama-gayatri is hierin aanwezig. Sara betekent een pijl, een pijl van kama (verlangen), die Krsna op Zijn boog legt. Hoeveel van die pijlen heeft Krsna? Vijf. Zijn zijdelingse blikken, Zijn wenkbrauwen, wangen, neus en glimlach. Vertel mij eens, ontbreekt er iets aan deze versregels?

Het is de ware taak van de guru-parampara - degenen die op de hoogte zijn van rasa, de diksa- en siksa-gurus - om de mensen in deze wereld te helpen deze onderwerpen te begrijpen. Als we de ene na de andere regel bestuderen, zouden we er zoveel dagen lang lezingen over kunnen geven en zou ons hart vol rasa en goddelijke zegen raken bij het horen van hun volledige betekenis. Bhaktivinoda Thakura heeft zoveel bhava in ieder woord gelegd en hetzelfde geldt voor de composities van Narottama Thakura en Visvanatha Cakravarti Thakura. Om te begrijpen wat onze acaryas hebben gegeven zijn grote intelligentie en bhava vereist. En als we dergelijke bhava in ons hart hebben, waarmee we de poëzie en de bijzondere karakteristieken van acaryas, zoals Prabhupada, kunnen begrijpen, zal het altijd bij ons blijven, waar we ook gaan.

In de uitleg van de regel param vijayate sri-krsna-sankirtanam uit het eerste vers van de Siksastaka van Mahaprabhu schreef Prabhupada, dat deze regel de wijze van verering van de Gaudiya Matha vertegenwoordigt. Er zijn drie stadia het beginstadium van sadhana, het middenstadium van bhava en het laatste bereik geproduceerd door die bhava, dat prema wordt genoemd. Sadhana is de beoefening, waardoor suddha-sattva-bhava wakker wordt en als het niet wakker wordt, kan hetgeen wordt beoefend geen sadhana worden genoemd. We kunnen onszelf onder de loupe nemen en kijken, of we de sadhana uitvoeren, die al of geen bhava opwekt. Zijn de symptomen aanwezig, of niet? We kunnen zelfs niet het juiste doel in onze sadhana voor ogen hebben. Als iemand een lucifer aansteekt, wat is zijn bedoeling dan? Hij probeert een vlam te krijgen. En als er bij het strijken van de lucifer geen vlam komt, pakt hij een andere lucifer en probeert het opnieuw. Onze onderneming om de sadhya (laatste doel) te bereiken door het beoefenen van sadhana is hetzelfde. Ksud-anuvrtti (spirituele honger), tusti (voldaanheid) en pusti (kracht) - deze drie dingen moeten verschijnen. En als ze dat niet doen, praktiseren we niet echt sadhana en kunnen we geen ware sadhakas worden genoemd. Alles, dat we doen, moeten we doen met deze visie. "Door deze activiteit uit te voeren, wordt bhava voor Krsna wakker." Produceert de lucifer een vlam of niet? Als we zien, dat onze sadhana juist gehechtheid aan een materieel resultaat oplevert, zoals pratistha, begeven we ons in de verkeerde richting. We moeten dit punt goed inzien: het enige doel van kirtana is het laten ontwaken van bhava.

Ceto-darpana-marjanam - wordt in onze beoefening van nama-sankirtana onze geest gezuiverd of niet? Gaat ons verstand in de richting van rijkdom, materieel plezier en prestige? Beschouwen we materieel plezier giftig of gunstig voor onszelf? Materieel plezier is vergif. Haridasa Thakura nam harinama op een afgelegen plek, toen een prachtige vrouw hem benaderde en zei, "Prabhu, je hoeft niet langer voor jezelf te koken. Je hoeft geen water te halen en ik zal ook jouw tulasi plant verzorgen. Jij kunt de hele dag harinama chanten en ik voer al jouw taken uit. En als je vermoeid raakt, masseer ik jouw voeten." Maar heeft Haridasa Thakura haar geaccepteerd?

Alle vormen van materieel plezier dienen we te bescouwen als vergif, of het nu een man of vrouw betreft. Als we denken, dat luxueuze accommodatie en rijk voedsel gunstig voor ons zijn, wordt de spiegel van de geest niet gereinigd en wordt de reflectie van jouw eigen spirituele gedaante niet zichtbaar. De spiegel moeten we zuiver maken; er mag geen stof of iets dergelijks op liggen. We moeten in staat zijn te zien, wat ons illusoire lichaam is, wat ons spirituele lichaam is en welke fouten we hebben; maar het is een groot onheil, dat we alleen andermans fouten zien. De eerste soort besmetting van de geest is te denken, dat we het materiële lichaam zijn. We zijn eeuwige dienaren van Krsna, maar het meest voorkomende stof op de spiegel van de geest is te denken, dat we het materiële lichaam zijn. Pogingen ondernemen voor geluk van het lichaam vormt stof op de spiegel, of besmetting op de geest.

Er zijn zoveel anarthas - svarupa-bhrama (verwarring over de huidige gedaante en natuur), asat-trsna (verlangen naar tijdelijke zaken), hrdaye-daurbalye (emotionele zwakte) en aparadha (overtredingen). Behalve deze zijn er nog andere, zoals beschreven in Madhurya-kadambini van Visvanatha Cakravarti Thakura - utsahamayi (vals vertrouwen), ghanatarala (sporadische pogingen), vyudha-vikalpa (besluiteloosheid), visaya-sangara (strijd met de zintuigen), niyamaksama (onvermogen om geloften te houden) en taranga-rangini (genieten van de materiële faciliteiten, die toewijding produceert).

Dan zijn er vier soorten aparadha - duskrtottha (voortkomend uit voorgaande zonden), sukrtottha (voortkomend uit voorgaande vroomheid), aparadhottha (voortkomend uit overtredingen bij het chanten) en bhaktyuttha (voorkomend uit onvolkomen dienstverlening). Zodra al deze overtredingen zijn verdwenen, wordt ons ware zelf, de atma, in de de spiegel van de geest gereflecteerd, maar voorlopig is onze visie nog vertroebeld. We beschouwen de pijn en het plzier van het materiële lichaam als van onszelf en onze wereldse relaties en werelds verlies en gewin als verbonden aan ons eigen zelf. Bhava-maha-davagni-nirvapanam, dit is de bosbrand van het materiële bestaan, waarin we keer op keer worden wedergeboren.

Wanneer de spiegel van de geest is gezuiverd, wordt deze brand geblust en maken we vooruitgang op het pad van sadhana naar uttama-bhakti, de devotie die vrij is van iedere tendens naar karma of jnana. Die toewijding is klesa-ghni, welke zoveel soorten problemen verbrandt. Dit gebeurt niet in één keer, maar geleidelijk. Eerst is er sraddha, dan nishta en daarna gaan we naar ruci en asakti, wanneer onze anarthas voor het grootste deel zijn opgelost. Die anarthas kunnen echter nog in hun zaadvorm blijven bestaan. Je kunt jouw hoofd scheren, maar is zelfs maar één haar compleet verdwenen? De wortels zijn er nog en het haar zal na enkele dagen opnieuw aangroeien. Wanneer we het stadium van asakti hebben bereikt, bestaan op dezelfde manier nog de wortels van anarthas, maar uiterlijk zijn ze niet zichtbaar. Als hieraan een gunstige omgeving wordt geboden - met andere woorden, als we slecht gezelschap houden of een Vaisnava schofferen - zullen ze weer de kop opsteken. Maar bij het beeiken van het stadium van bhava zijn ze voor altijd verdwenen.

Dan hebben we subhada, die in diverse soorten bestaat. In de wereldse betekenis is subha het beschikken over rijkdom, goed nageslacht, positie, roem en kennis en het gezond houden van het lichaam, zodat de gevolgen van de ouderdom niet voortijdig verschijnen. Maar wat is ware subha? Het hebben van ruci voor de naam en lila-katha van Bhagavan en voor de onderdelen van bhagavad-bhajana-sadhana. De gretigheid voor deze dingen is subha en die subha is de lotusbloem beschreven in de woorden sreyah-kairava-candrika-vitaranam. Wanneer de maan zijn stralen op de lotus laat vallen, bloeit hij zuiver en zonder smetten. Hoe wordt dergelijke zuivere bhakti in het hart wakker? De sakti van harinama is als de stralen van de maan, die de lotus van het hart geleidelijk in bloei zet en hem door de stadia van nistha, ruci, asakti en bhava leidt. Wanneer hij in volle bloei staat, wordt dat het stadium van prema genoemd. Maar als de sakti van harinama op deze manier moet optreden, dient onze belangstelling voor het materiële leven te zijn beëindigd. Zoals twee zwaarden niet samen in één schede blijven zitten, zo blijven maya en bhakti niet samen in jouw hart zitten.

Vidya-vadhu-jivanam - nama-sankritana is zowaar het leven van vidya-vadhu. Vidya is datgene, waardoor we jiva-tattva, maya-tattva en uiteindelijk Krsna kunnen kennen; het heeft geen betrekking op kennis van wereldse wetenschap of hoe je geld moet maken. Ware vidya is bhakti en uiteindelijk neemt het de vorm aan van de vadhu, of de consort van Krsna. Eerst is er sadhana-bhakti, dan bhava-bhakti en tenslotte prema-bhakti. Nadat je prema-bhakti bent binnengegaan, ontwikkelt jouw toewijding zich via de stadia van sneha, mana, pranaya, raga, anuraga, bhava en tenslotte mahabhava. De belichaming van mahabhava is Srimati Radhika, die de vadhu of consort van Krsna is. Boven de sandhini-sakti manifesteren de samvit- en hladini-saktis zich volkomen als radha-bhava. Dit is vidya-vadhu en als zelfs maar één straal van dit bovenzinnelijke vermogen ons hart binnengaat, wordt dat bhava genoemd.

Anandambudhi-vardhanam prati-padam - als we harinama met deze bhava chanten, ervaren we bij elke stap een toenemende ananda, goddelijk plezier. In de maha-mantra is krsna-nama en ook Hare, dat betekent Zij, die Krsna aantrekt naar de kunja, Srimati Radhika. Deze bhava is zo diep, dat hij geen eind kent, en dit is de nama, die zozeer is verzadigd van rasa en die Caitanya Mahaprabhu naar deze wereld heeft gebracht. Wanneer we de maha-mantra met deze bhava chanten, zal iedere stap ons dieper onderdompelen in de oceaan van goddelijke zegen. Purnamrtasvadanam - wat is purnamrta, de volkomen nectar? Prema. En die zal je onafgebroken proeven. Door de naam op deze manier te chanten konden onze acaryas, zoals Jayadeva Gosvami, Sanatana Gosvami en Bhaktivinoda Thakura het goddelijk spel schouwen en al die ambrozijnen literatuur componeren. En sarvatma-snapanam - je zal nooit meer uit die nectaroceaan willen komen, waar zelfs geen spoor van maya aanwezig is, met andere woorden, ze zijn svarupa-siddhi binnengegaan. Dit is de uitleg van het eerste vers van Siksastaka van Mahaprabhu gegeven door Srila Bhaktisiddhanta Sarasvati Prabhupada, wiens terugkeer naar het eeuwige spel van Sri Radha-Krsna we op deze dag herdenken.



CC DEZE BLOEMLEZING VALT ONDER CREATIVE COMMONS NAAMSVERMELDING-GEENAFGELEIDEWERKEN (CC BY-ND 4.0) INTERNATIONALE PUBLIEKE LICENTIE. GEBRUIK IN ZIJN GEHEEL EN ONGEWIJZIGD ONDER VERMELDING VAN AUTEUR, VERTALER, LICENTIE EN UITGEVERS ZOALS VERMELD ONDER REFERENTIES.

Referenties
Licentie overzicht: https://creativecommons.org/licenses/by-nd/4.0/legalcode.nl
Auteur Engels: Sri Srimad Bhaktivedanta Narayana Gosvami Maharaja
Uitgever India: 2003 Gaudiya Vedanta Publications, Sri Prabandhavali, Hoofdstuk 4 "De Verdwijningsdag van Srila Bhaktisiddhanta Sarasvati Prabhupada"
Vertaling Nederlands: Jaya Radhe/Bhagavata Parampara, "Sri Bhaktisiddhanta Sarasvati Thakura"
Vertaler Nederlands: © 2017 Indira dasi CC BY-ND 4.0 Enkele rechten voorbehouden
Uitgever Nederland: Pro Deo Uitgever Jaya Radhe





DIT DOCUMENT IS BESCHIKBAAR IN PDF
Vorige <= Sri Srimad Bhakti-Raksaka Sridhara Gosvami Maharaja
Volgende => Srila Gaura-kisora dasa Babaji Maharaja

TOP

title=""