Menu

Viraha-bhajana

5 december 2021


śrī śrī guru gaurāṅgau jayataḥ!

Bhakti Lezingen

www.purebhakti.com/teachers/bhakti-discourses/
57-discourses-2010/896-viraha-bhajana

25 november 2011
Samengesteld uit de lezingen van
nitya-līlā praviṣṭa oṁ viṣṇupāda

Śrī Śrīmad Bhaktivedānta Nārāyaṇa Gosvāmī Mahārāja




Viraha-bhajana


Afgescheidenheid roept verbazingwekkende emoties op



cc by-sa.png Śrī Bhagavān beschikt over alle vermogens en daarom is de relatie met Zijn innerlijke vermogen onverwoestbaar (śakti-śaktimatayor abheda); ze zijn altijd onafscheidelijk. Niettemin manifesteert Zijn spelvermogen, dat het onmogelijke mogelijk maakt, afgescheidenheid zelfs in eeuwigdurende samenkomst. Het doel ervan is om verbazingwekkende vormen van rasa (rasa-vaicitrya) op te wekken. Dit is een van de ongekende stadia van prema.


In deze wereld was Śrīla Mādhavendra Purīpāda de eerste loot aan de wensboom van prema. Hij zong in zijn staat van perfectie een ongeëvenaard vers.

ayi dīna-dayārdra nātha he
    mathurā-nātha kadāvalokyase
hṛdayaṁ tvad-aloka-kātaraṁ
    dayita bhrāmyati kiṁ karomy aham

Śrī Caitanya-caritāmṛta (Madhya-līlā 4.201)

O Meester, wiens hart smelt van mededogen voor de noodlijdenden! O Heer van Mathurā! Wanneer zie Ik Jou weer? O geliefde Heer van Mijn leven, Ik hunker er koortsachtig naar om Jou te zien, zozeer zelfs, dat Mijn hart intens rusteloos is geworden. Wat moet Ik nu doen?

Dit vers werd oorspronkelijk gemanifesteerd door Śrīmatī Rādhikā in de zielsangst van Haar afgescheidenheid van Śrī Kṛṣṇa, toen Hij naar Mathurā was vertrokken. Dus Mādhavendra Purīpāda heeft in deze wereld het zaad van toewijding in de amoureuze relatie geplant. In deze śloka stort Śrīmatī Rādhikā Haar mahā prema (mahābhāva) uit, nadat Kṛṣṇa naar Mathurā was vertrokken. Bhajana uitgevoerd naar voorbeeld van Rādhikā’s gemoedstoestand in deze conditie is de allerhoogste bhajana.

Het gevoel van afgescheidenheid is essentieel voor de sādhaka

De beoefenaar van bhakti voert bhajana van nature uit met een gevoel van afgescheidenheid van Kṛṣṇa. De toegewijden van śṛṅgāra-rasa, die zich als de meest noodlijdenden beschouwen, roepen op koortsachtige wijze dīna-dayārdranātha Kṛṣṇa aan, de Heer van de noodlijdenden.


Er zijn slechts drie personen, die de essentie van dit vers ervaren: Śrīmatī Rādhikā Zelf, Śrīla Mādhavendra Purī en Śrīman Mahāprabhu (Hij is Kṛṣṇa bedekt met de lichaamskleur en gevoelens van Śrīmatī Rādhikā). Om deze śloka te manifesteren heeft Śrīla Mādhavendra Purī, een eeuwige volgeling van Śrī Rādhā, zich de emoties eigen gemaakt van mathurā-virahiṇī Śrī Rādhā.


Śrī Gauracandra zegt,

yugāyitaṁ nimeṣeṇa
    cakṣuṣā prāvṛṣāyitam
śūnyāyitaṁ jagat sarvaṁ
   govinda-viraheṇa me

Śikāāṣṭaka (7)

O sakhī, in afzondering van Govinda lijkt een ogenblik duizend jaar. Uit Mijn ogen stromen tranen als stortregens in de moeson en deze hele wereld ziet er verlaten uit.

In Vilāpa-kusumānjali (102) heeft Śrīla Ragunāha dāsa Gosvāmī het volgende gezegd,

āśā bharair amṛta-sindhu-mayaiḥ kathaṣcit
    kālo mayātigamiaḥ kila āmprataṁ hi
tvaṁ cet kṛpāṁ mayi vidhāsyasi naiva kiṁ me
    prāṇair vrajena ca varoru bakāriṇāpi

O Varoru (meisje met mooie dijen), Ik breng mijn tijd door met de enige hoop op dienstverlening aan Jou. Welke waarde heeft dit leven voor me, het land van Vraja en Śrī Kṛṣṇa, de vijand van Baka, als Jij me Jouw genade niet schenkt?

Zonder de genade van Śrīmatī Rādhikā te krijgen is het niet mogelijk de genade van Śrī Kṛṣṇa te krijgen. Maar wanneer het hart uiterst rusteloos wordt om Haar genade te krijgen, wordt de genade van Rādhānātha Śrī Kṛṣṇa gemakkelijk toegankelijk.


Śrī Gurudeva is de identieke manifestatie van Śrīmatī Vṛṣabhānu-nandinī, het kroonjuweel van āśraya-tattva (degenen die voertuigen van de liefde voor Kṛṣṇa vormen). Śrī Gurudeva neemt op deskundige wijze de methode van de sakhīs over om het Goddelijk Paar in Hun transcendente, met liefde geladen spel en vermaak te dienen. Om deze reden is hij Śrī Rādhā en Kṛṣṇa uiterst dierbaar. Hoe wil je de genade van Śrī Kṛṣṇa krijgen, als je niet de genade krijgt van een guru op dit niveau? Degenen, die onder bescherming blijven van śrī guru gaan golven van intense afgescheidenheid van hem ervaren, wanneer hij niet langer manifest is, en die golven zullen zeker tot hun hoogste niveau toenemen.

Gehechtheid intensiveert door afgescheidenheid

Śrī Bhagavān breidt uit mededogen Zijn manifeste spel uit in de gedaante van śrī guru. Op dezelfde manier voert śrī guru het spel op van de verdwijning uit deze wereld om zijn eeuwige spel binnen te gaan. Zijn enige doel ervan is de volkomen dienstverlening en volkomen inbezitneming van degenen, die van hem afhankelijk zijn, te stimuleren. Zij die het geluk hebben hun toevlucht te hebben genomen tot een rūpānuga-guru tijdens zijn manifeste aanwezigheid, ervaren voortdurend een toename van hun gehechtheid om hem diensten te verlenen. En na zijn verdwijning blijft hun gehechtheid aan hem met sprongen toenemen. Het gevolg is, dat de afgescheidenheid van hem zich van dag tot dag intensiveert; alleen hierdoor blijft de gepraktiseerde bhajana altijd nieuw.


Er zijn twee soorten bhajana. De eerste wordt uitgevoerd met chanten en herinneren van spel in afgescheidenheid (vipralambha-līlā) en de tweede wordt uitgevoerd door zich het spel van de ontmoeting (sambhoga-līlā) te herinneren. Ofschoon de gopīs en Vrajavāsī’s de ontmoeting met Kṛṣṇa altijd boven afzondering prefereren, speelt Hij met hen door hen van vipralambha-rasa te laten genieten.


De sādhaka dient het gevoel van afgescheidenheid van Kṛṣṇa te ontwikkelen door te denken, “Ik zie Kṛṣṇa niet en ik zie Śrīmatī Rādhikā niet en Vraja ook niet. Ik realiseer helemaal niets en ben dan ook niet in staat mijn gurudeva te dienen.”

De hoogte van intense afgescheidenheid

Raghunātha dāsa Gosvāmī heeft ons laten zien hoe afgescheidenheid van Kṛṣṇa en vooral van Śrīmatī Rādhikā aanvoelt. Een sādhaka moet in dergelijke gevoelens ondergedompeld zijn. Śrīla Raghunātha Gosvāmī treurde ook in afzondering van zijn śikṣā-gurus, “Ik ben zo ongelukkig! Eerst vertrok Śrī Caitanya Mahāprabhu uit deze wereld en liet me achter. Toen was ik voortdurend in gezelschap van Śrī Svarūpa Dāmodara, maar hij vertrok ook uit deze wereld. Vervolgens pakte ik de lotusvoeten van Śrī Gadādhara Paṇḍita vast, maar hij vertrok eveneens. Daarna deed iedere plek en ieder stofdeeltje van Jagannātha Purī me denken aan Śrī Caitanya Mahāprabhu, Svarūpa Dāmodaa, Gadādhara Paṇḍita en hun metgezellen. Daarom heb ik Jagannātha Purī verlaten en ben naar Vṛndāvana gegaan.”


In Vraja, voerde Śrīla Dāsa Gosvāmī bhajana uit in Rādhā-kuṇḍa onder leiding van Śrīla Rūpa en Śrīla Sanātana Gosvāmī’s. Toen Śrīla Rūpa Gosvāmī zijn ongemanifesteerde spel binnenging, weende Śrīla Dāsa Gosvāmī in afzondering van hem alsvolgt,

śūnyāyata mahā-goṣṭhaṁ / girīndro ‘jagarāyate
vyāghra-tuṇḍāyate kuṇḍarh / jīvatu rahitasya me

Śrī Prārthanāśraya-caturdaśaka (11)

Nu ik zonder de persoon ben, die mijn leven in stand houdt, lijkt het land van Vraja verlaten en desolaat, lijkt Govardhana Heuvel op een grote python en Rādhā-kuṇḍa lijkt op de gapende muil van een tijgerin.

Wie kan afgescheidenheid van Guru realiseren?

Hoewel onze gurudeva ook zijn ongemanifesteerde, eeuwige spel is binnengegaan, blijven wij vrolijk in deze wereld leven. Ter gelegenheid van bijzondere dagen, zoals zijn verschijnings- en verdwijningsdagen, kunnen we aan hem denken, maar dikwijls zijn we druk met het organiseren van het feest ter ere van hem, waardoor er weinig gelegenheid is om onze afgescheidenheid van hem te overdenken. Als we iets over hem vertellen, kan er een traan worden weggepinkt, maar het kan ook niet gebeuren. Als het feest erg uitgebreid is, valt er veel te regelen, zoals de abhiṣeka, de guru-pūjā en het uitdelen van mahā-prasādam aan de Vaiṣṇava’s. Daardoor is er weinig gelegenheid om aan hem te denken en te huilen. We organiseren deze festivals grotendeels ten behoeve van het algemene publiek, dat met hem geen intieme relatie heeft. Toch moeten we ervoor zorgen, dat er op die dag een gevoel van afgescheidenheid in ons hart komt. Dit wordt bhajana genoemd.


Bijzondere personen, die een immense verplichting en verschuldiging aan gurudeva hebben gerealiseerd voor alles, dat ze van hem hebben gekregen en die overvloedige diensten hebben verleend met viśrambha-bhāva (sponane intimiteit), zullen de afgescheidenheid voelen en huilen. Dergelijke toegewijden denken niet, “Ik ben een stumper en mijn gurudeva is zo verheven.” Iemand met dergelijk respect en eerbied kan niet huilen.


Śāstra stelt vast, “viśrambhena guror sevā – de sevaka voert dermate intieme dienst aan gurudeva uit, dat gurudeva met hem altijd tevreden is.” De guru ziet hem geen moment als zijn dienaar of discipel, maar hij ziet hem als zijn eigen hart. Śrī Īśvara Purīpāda (een discipel van Śrīla Mādhavendra Purī) en Govinda (een discipel van Śrī Īśvara Purī) waren dienaren van zijn kaliber. Ofschoon een dergelijke relatie met śrī guru zeldzaam is, is het voor rāgānuga-bhakti volstrekt noodzakelijk. Hiervan verstoken zijn we niet in staat te huilen zoals Śrīla Raghunātha dāsa Gosvāmī.

Gradaties van afgescheidenheid

Een toegewijde ervaart verschillende maten van afgescheidenheid van gurudeva in overeenstemming met het niveau van zijn bhakti. Als we denken aan de genade, die hij toonde, en zijn superieuriteit aan ons, ervaren we een bepaald soort sentiment. Maar als we onze intieme relatie met hem herinneren en zijn immense liefde voor ons, huilen we onophoudelijk om hem.


Nanda Bābā huilt in afgescheidenheid van Kṛṣṇa, maar Yaśoda Mā kan meer huilen dan Nanda Bābā. De gopīs kunnen echter aanzienlijk meer huilen dan Yaśodā. Dat komt, omdat hun relatie met Kṛṣṇa intiemer is. We moeten een dergelijk intieme relatie hebben met onze gurudeva, Śrī Kṛṣṇa, Śrīmatī Rādhikā, Śrī Rūpa Maṅjarī, Śrīla Rūpa Gosvāmī en al dergelijke persoonlijkheden. Dan zijn we in staat te huilen om hun genade. Zonder die intieme dienstverlenende relatie met onze gurudeva kunnen we onmogelijk onze relatie voorstellen met Śrī Rūpa Maṅjari of Śrīmatī Rādhikā en Kṛṣṇa.


Onze vooruitgang is uitsluitend afhankelijk van de intensiteit van onze dienstverlening aan gurudeva. Het is het platform, waarop zich alle andere relaties en ervaringen ontwikkelen. Als we kunnen huilen om gurudeva, kunnen we ook huilen om Śrīmatī Rādhikā. En als we niet om hem kunnn huilen, kunnen we niet om Haar huilen. Alles, dat we hebben geleerd, hebben we geleerd van gurudeva en we moeten in de grond van ons hart om hem huilen.

Hoe moeten we huilen

Śrī Caitanya Mahāprabhu heeft in het zesde vers van Śrī Śikṣāṣṭakam instructies gegeven,

nayanaṁ galad-aśru-dhārayā
    vadanaṁ gadgada-ruddhayā girā
pulakair nicitaṁ vapuḥ kadā
    tava nāma-grahaṇe bhaviṣyati

O Heer, wanneer stromen de tranen uit mijn ogen, breekt mijn stem en staat het haar op mijn lichaam overeind, wanneer ik Jouw heilige namen chant?

“Wanneer voel ik zoveel verdriet, dat ik moet huilen, wanneer ik de namen Hare Kṛṣṇa, Rādhā-Govinda of Vṛndāvaneśvarī chant?” Op deze manier huilen is ons dharma, de essentie van onze religieuze principes. Op zekere dag zullen we met de genade van degenen, die dit gevoel van afgescheidenheid oprecht ervaren, en met de genade van gurudeva en onze guru-paramparā dit feit realiseren. Dit is ons ware gebed en wanneer we bidden, moet ons gevoel zijn, “tava nāma-grahaṇe bhaviṣyati – wanneer ga ik huilen tijdens het chanten van harināma en de herinnering aan het horen over Jouw spel en vermaak?” Degenen, die het grootste geluk hebben, kunnen huilen en wenen om deze gemoedsstemmingen en ze als zodanig ervaren.


Terwijl we zachtjes harināma uitspreken, harināma chanten, tot harināma bidden of gewoon denken aan harināma, moeten we een gevoel van afgescheidenheid ervaren. Als we dit nog niet voor elkaar krijgen, moeten we dit gevoel in onze praktijk van sādhana-bhakti geleidelijk ontwikkelen. Door over het spel van Śrī Caitanya Mahāprabhu en Zijn metgezellen te lezen komen hun gevoelens van afgescheidenheid ons hart binnen en op zekere dag gaan wij ze ook ervaren. Realisatie is het resultaat van de herinnering aan śrī gurudeva. Daarom moeten we altijd aan hem blijven denken. Als we de genade van gurudeva niet begrijpen, kunnen we helemaal niets begrijpen.

Ons hoogste doel

Śrīla Bhaktisiddhānta Sarasvatī Ṭhākura Prabhupāda schrijft, dat ontmoeting en scheiding eeuwigdurend hand in hand gaan. Alleen de persoon, die enige realisatie heeft van vipralambha (afgescheidenheid) kan sambhoga-līlā (de ontmoeting van Rādhā en Kṛṣṇa) proeven en dienen. Iemand die vipralambha niet heeft geproefd, kan sambhoga-līlā niet waarderen. Het belangrijkste doel van onze sādhana-bhajana is realisatie te krijgen van het gevoel van afgescheidenheid. Hebben we dat eenmaal bereikt, kan al het andere worden gerealiseerd.


Voor het eerst gepubliceerd in Rays of The Harmonist
No. 15, Kārtika 2005



CC DEZE LEZING VALT ONDER CREATIVE COMMONS NAAMSVERMELDING-GEENAFGELEIDEWERKEN (CC BY-ND 4.0) INTERNATIONALE PUBLIEKE LICENTIE. GEBRUIK IN ZIJN GEHEEL EN ONGEWIJZIGD ONDER VERMEL-DING VAN AUTEUR, VERTALER, LICENTIE EN UITGEVERS ZOALS BESCHREVEN ONDER REFERENTIES.


Referenties
Licentie overzicht: https://creativecommons.org/licenses/by-nd/4.0/legalcode.nl
Auteur (spreker) Engels: Sri Srimad Bhaktivedanta Narayana Gosvami Maharaja
Uitgever India: Rays of The Harmonist On-line, Jaargang 4, Speciale On-line uitgave "Viraha-bhajana"
Vertaling Nederlands: Jaya Radhe/Bhakti Lezingen, "Viraha-bhajana"
Vertaler Nederlands: © 2022 Indira dasi CC BY-ND 4.0 Enkele rechten voorbehouden
Uitgever Nederland: Pro Deo Uitgever Jaya Radhe





DIT DOCUMENT IS BESCHIKBAAR IN PDF

Volgende => Sri Guru, intiemer dan onze atma


TOP

title=""