Menu: Nederlands Engels
27 september 2021
śrī śrī guru gaurāṅgau jayataḥ!
Maandelijkse On-line Publicatie – Jaargang 1 & 14, No. 8
Wie is een echte guru?door Śrīla Bhaktisiddhānta Sarasvatī Ṭhākura Prabhupāda
Wie is een echte guru? Dat is degene, die zich constant bezighoudt met dienstverlening aan Śrī Hari. En wie is een waar geleerd persoon? Dat is degene, die – in de woorden van Śrī Kṛṣṇa – goed op de hoogte is met kennis over de gebondenheid en bevrijding van de jīva (C.f. Śrīmad-Bhāgavatam 11.19.41). We moeten alleen iemand als guru aanvaarden, die al zijn tijd – honderd procent – in dienst van God besteedt. Is dat niet het geval, zullen we diep vallen door zo iemand te volgen. In Śrī Caitanya-caritāmṛta staat de volgende instructie, “Een ware guru geeft zijn leerlingen onderwijs aan de hand van zijn eigen gedrag en handelen. Iemand, die zelf de dharma niet handhaaft, kan geen onderwijs geven over dharma.” De Śruti’s geven ons de volgende instructie, “Iemand, die zoekt naar ware kennis van tat – dat Allerhoogste Wezen – dient de nodige toebehoren voor initiatie te verzamelen en toenadering te zoeken tot een guru, die op de hoogte is met de Veda’s en doordrenkt is met realisatie van Brahman – de Allerhoogste Geest” (Muṇḍaka Upaniṣad 1.2.12). Deze instructie is ook in Śrīmad-Bhāgavatam (11.3.21) gegeven, “Iemand die zijn hoogste welzijn zoekt, dient zich over te geven aan een guru, die de betekenis van de Veda’s kent, die Parabrahma volkomen heeft gerealiseerd en die daardoor de toevlucht voor ware rust en vrede is geworden.” Podiumsprekers, die alleen bedreven zijn in het geven van voordrachten, maar die zich ongepast gedragen, noch professionele priesters kunnen guru zijn. Iemand, die niet constant betrokken is in hari-bhajana (toegewijde dienst aan Śrī Hari), wordt gretig om op kracht van śrī nāma andere bezigheden op te pakken en loopt op die manier het risico een ernstige aparādha of overtreding te begaan, namelijk het aanwenden van śrī nāma om zondige activiteiten uit te voeren. Bovendien kan iemand, die voor een salaris of op contractbasis als guru optreedt, geen guru zijn, evenals iemand, die Śrīmad-Bhāgavatam blind voorleest. Ga vooral niet naar dergelijke professionele priesters en podiumsprekers. Observeer eerst, of ze zich al of niet voltijds aan Śrīmad-Bhāgavatam wijden. Iemand, die Parabrahma heeft gerealiseerd en ervan doordrongen is, houdt zich voltijds bezig met dienstverlening aan God. Van wie moeten we Śrīmad-Bhāgavatam horen? We moeten de Bhāgavatam horen en leren van een ware Vaiṣṇava, want het komt niet uit de mond van iemand, die geen bhāgavata of een echte toegewijde is. De pretentie van deskundigheid, waarmee het wordt gereciteerd, brengt anderen op een dwaalspoor. Degene, die dat doet, bedriegt zichzelf en bedriegt op die manier ook anderen. Hoe kan de Bhāgavatam, die niet-verschillend is van Śrī Bhagavān, werkelijk op de tong van professionele voordrachtredenaars spelen, die pretenderen onderlegde geleerden te zijn, maar geen ware devotie aan Śrī Bhagavān kunnen opbrengen, omdat ze zich bezighouden met aards plezier? Onder voorwendsel de Bhāgavatam te bespreken zitten ze eenvoudig hun eigen zintuigen te bevredigen in plaats van de zintuigen van Śrī Kṛṣṇa. Iemand, die zijn welzijn zoekt, mag nooit in contact komen met dergelijke professionele voordrachtkunstenaars en daarmee zijn eigen val bewerkstelligen, terwijl hij onterecht denkt, dat hij groot voordeel boekt door hen als guru te aanvaarden en alles van hen te horen, alsof hij hun leerling was. Hoe kan iemand optreden als jagad-guru of wereldleraar, die druk is met de zorg voor vrouw en kinderen, die helemaal is toegewijd aan zijn verlangen naar aards plezier, dat voortkomt uit begoocheling, en die door olie te gieten op het vuur van die genoegens God misbruikt, het hoogste Wezen waardig voor aanbidding en dienstverlening? Wat nemen we waar in Śrīmad-Bhāgavatam en in het gedrag en het prediken van Śrī Caitanya Mahāprabhu en Zijn toegewijden? Degenen, die in hun hart angst koesteren, of verdriet, illusie, sensuele verlangens hebben, die hebzucht en gevoelens van frustratie ervaren met betrekking tot hun lichaam, hun rijkdom, hun vrienden, enzovoort vanwege hun gehechtheid aan iets anders dan God, hebben zich niet aan God overgegeven. Dergelijke onbesliste individuen kunnen anderen niet adviseren zich aan God over te geven. Zelfs al geven ze mondeling instructies, hun predikwerk, dat verstoken is van praktische voorbeelden uit hun eigen gedrag, heeft geen enkel effect. Alleen een mahā-bhāgavata (verheven toegewijde van God) zonder aardse bezittingen en gehechtheden, die zich oprecht heeft overgegeven aan Kṛṣṇa en alleen Hem vierentwintig uur per dag dienst verleent, is gelegaliseerd om de leerstoel van de ācārya te bekleden. Aangepast uit The Gauḍīya,
Jaargang 24, No. 11
|