Menu:   Nederlands   Engels


Ware Darśana van Śrī Jagannātha-deva

15 juli 2021


Ter ere van het honderdste verschijningsjaar van

Śrī Śrīmad Bhaktivedānta Vāmana Gosvāmī Mahārāja



śrī śrī guru gaurāṅga jayataḥ!

Rays of The Harmonist

Tweemaandelijkse Centenaire Publicatie – Speciale Uitgave No. 1



Opgedragen aan en geïnspireerd door
nitya-līlā praviṣṭa oṁ viṣṇupāda
Śrī Śrīmad Bhaktivedānta Nārāyaṇa Gosvāmī Mahārāja




Ware Darśana van Śrī Jagannātha-deva


Fragmenten uit het werk van

Śrī Śrīmad Bhaktivedānta Vāmana Gosvāmī Mahārāja

Voor het eerst verschenen in het Engels en het Nederlands


vamana.jpg



Śrī Jagannātha-deva beschikt over alle vermogens en Zijn gedaante is saccidānanda

De eeuwig geperfectioneerde mahā-bhāgavatas, die zijn uitgezonden door Bhagavān en begaan zijn met het lijden van anderen, verlenen alleen dienst aan het transcendente, persoonlijke aspect van Puruṣottama, die Zich buiten de zintuiglijke waarneming bevindt.

De dienstverlening van de nirviśeṣa-vādīs aan Bhuvaneśvara ofwel het vertoon van hun vertrouwen in Śrī Ananta Vāsudeva behoort geenszins tot de categorie dienstverlening. De dienaren van Śrī Jagannātha zijn eigenaren van de dienst aan Pūrṇabrahma, de meest complete uitdrukking van de Absolute Waarheid, de eeuwige vāstava-vastu of Absolute Realiteit. In plaats van dat ze gretigheid vertonen voor tijdelijke methoden van verering van voorbijgaande aard, houden zij zich bezig met de eeuwige dienstverlening aan Śrī Bhagavān.

Ofschoon de ledematen van Śrī Jagannātha uiterlijk niet volledig zichbaar zijn, is de opvatting, dat Hij incompleet is of ledematen ontbeert, bijzonder schadelijk en is voeding voor overtredingen. Hij is de primordiale Parambrahma met een gedaante, die bestaat uit eeuwigheid, kennis en zegen. Uit Hem alleen komt de hele intelligente en niet-intelligente wereld voort, alsmede de jaiva-jagat, het gebied van de zielen. We horen Zijn echo in de Veda’s en Upaniṣaden, “yato vā imāni bhūtāni jāyante tad-vijijñāsasva tad eva brahma – men moet trachten alleen die brahma te kennen, die al deze wezens genereert” (Taittīrīya Upaniṣad 3.1.1).

Derhalve straalt Hij schitterend op een ongeëvenaarde wijze en is heel en compleet in Zichzelf met de specialiteiten van Zijn eeuwig heilige naam, gedaante, kwaliteiten, metgezellen en spel en vermaak. Hij kan daarom niet worden beschreven met enig bijvoeglijk naamwoord, dat is verbonden aan de vervuiling van onderscheidende kenmerken uit de materiële wereld, of het ontbreken daarvan (saviśeṣa-nirviśeṣa).

 

Aṇoraṇīyān mahato mahīyān – Hij is de kleinste der kleinsten en de grootste der grootsten” (Kaṭha Upaniṣad 1.2.20).

 

Na tat-samaś-cābhyadhikaś-ca dṛśyate – Niets is gelijk aan Hem of is groter dan Hij” (Śvetāśvatara Upaniṣad 6.8).

 

Tamīśvarāṇāṁ paramaṁ maheśvaram – Hij is de Allerhoogste Godheid, de Grootmeester” (Śvetāśvatara Upaniṣa 6.7).

 

De Veda’s, Upaniṣaden, Bhāgavatam en andere geschriften hebben algemene aanwijzingen gegeven in de richting van Zijn transcendente glorie en zagen af van nadere indicaties.

 

De aanvaarding van intieme dienstverlening van advaya-jñāna-tattva als de Godheid van Nīlādri

Śrī Kṛṣṇa Caitanya Mahāprabhu, de Godheid van de Gauḍīya’s, die identiek is aan Vrajendra-nandana, werd door grondeloze genade voor de zielen van de wereld gedreven om instructies te geven voor een proces van sādhana-bhajana, dat is verzadigd van de meest smetteloze ideologie. Hij was woonachtig is Nīlācala, Śrī Kṣetra, en openbaarde Zijn hoogste instructies voor de praktijk van bhajana ten gunste van de wereld. Omdat de meerderheid van geconditioneerde zielen zich niet kan vereenzelvigen met de toevlucht tot eenpuntige, exclusieve toewijding, bevinden ze zich op grote afstand van de kīrtana-yajña voorgeschreven door Śrī Gaura. Śri Bhagavan is als advaya-jñāna-tattva de non-duale Absolute Waarheid, Vrajendra-nandana. Hij is degene, die verschijnt als Śrī Nīlādri-nātha en die Zijn toegewijde dienaren zonder reserves de gelegenheid biedt Hem te dienen. Hij aanvaardt op die manier hun intieme dienstverlening en presideert daar in volle tevredenheid.

 

Bepaal wie werkelijk waardig is om de darśana van Bhagavāns śrī vigraha te krijgen

Naar het transcendente gezichtspunt van Śrī Caitanya Mahāprabhu is de darśana van Śrī Jagannātha alsvolgt. “Pratimā naha tumī, sākṣāt vrajendra-nandana – Je bent geen godenbeeld, Je bent in Mijn ogen de zoon van de koning van Vraja.”

In de context van deze uitspraak heeft Śrīla Bhaktisiddhānta Sarasvatī Prabhupada het volgende overgedragen, “Śrī Jagannātha-deva is adhokṣaja-tattva, de Absolute Waarheid, die Zich buiten het bereik van onze materiële zintuigen bevindt. Hij is geen object om zintuigen te bevredigen. We kunnen Hem niet zien krachtens onze eigen wens en kennis. Alleen wanneer Śrī Jagannātha-deva iemand Zijn genade schenkt, is hij waardig Hem te zien. Als men Hem gaat bekijken met het ego van genieter en een gevoel van plezier, ziet men Hem zonder handen en voeten. Individuen die zijn aangetast door de geaardheden hartstocht en onwetendheid kunnen van Bhagavān geen darśana krijgen. Zolang als de jīva er niet in slaagt de mentaliteit van levensgenieter op te geven en zich in viśuddha-sattva plaatst, het platform van overtreffend zuiver bestaan, kan de manifestatie van Bhagavān Śrī Vāsudeva niet in het hart verschijnen.

 

“Zelfs een persoonlijkheid als Brahmā, die zoveel hoger verheven is dan wij, is in zijn pogingen niet geslaagd om Bhagavān met zijn eigen akṣaja-darśana of zintuiglijke waarneming in te schatten. Bhagavān zag zijn pogingen en verscheen aan hem en zei, “Moge je met Mijn zegen volkomen realisatie krijgen van Mijn constitutionele omvang en bestaan, evenals de specifieke gedaante, kwaliteiten en het spel en vermaak, waarover Ik beschik.”

De vermelding “mad-anugrahāt – met Mijn genade” dient vooral te worden opgemerkt. Als iemand vijñāna of gerealiseerde kennis krijgt van bhagavat-tattva, is de gratie van Bhagavān de enige factor. Alleen wanneer men vrij is van de pleziermakende mentaliteit en men met eenpuntige aandacht in het hart streeft naar de darśana van Bhagavān, wordt men gekwalificeerd om de gratie van Bhagavān te krijgen. Zonder de zegen van Bhagavān kan men de aard (svarūpa) van de advaya-jñāna-tattva, de non-duale Absolute Waarheid, die beschikt over vijñāna (gerealiseerde kennis) en rahasya (esoterische waarheid) niet bevatten. Men kan geen kennis van Bhagavān krijgen door de śrauta-patha te overschrijden, het pad van horen uit bonafide bron. Voor iemand, die bhajana uitvoert, is het teken, dat hij kennis van Bhagavān krijgt, aanwezig in zijn neiging om het object van bhajana te dienen.”

 

De betekenis en de les van Ratha-yātrā

Darśana, of rechtstreekse waarneming, en realisatie met betrekking tot het krijgen van de zegen van Bhagavān zoals wordt ervaren door iemand, die zijn toevlucht heeft genomen tot de śrauta-patha, zijn ervaringen, die door individuen met een materieel waarnemingsvermogen niet kunnen worden bevat. Alleen degenen, die zijn gebaad in de ambrozijnen oceaan van bhakti-rasa, staan aan de branding van deze oceaan van het materiële bestaan, zoals getuigen onder leiding van Śrī Rūpa, die de ware betekenis begrijpen van het grote Ratha-yātra festival van Mahāprabhu, Śrī Jagad-bandhu, de weldoener van de hele wereld.

Dit festival behelst in werkelijkheid de sampradāya onder leiding van Śrī Rādhā, die de zoon van de koning van Vraja met koorden van liefde wegtrekt uit het rijk van het majestueuze aiśvarya spel, Śrī Kṣetra Nīlācala, naar het land van het zoete mādhurya vermaak, Sundarācala Vṛndāvana. Deze sampradāya onder leiding van Śrīman Mahāprabhu, die het gevoel en de lichaamskleur van Vārṣabhānavī had aanvaard, getroost zich niet dezelfde moeite voor Ulṭā-ratha (de terugtocht) als voor de eerste Ratha-yātrā, wanneer ze [Jagannātha] naar hun eigen plek brengen. Ze houden zich niet bezig met het overbrengen van rijkdom uit hun eigen huis naar de deur van een ander.

De gopīs van Gokula werden door afgescheidenheid overweldigd en gingen naar Kurukṣetra onder voorwendsel van een pelgrimstocht ter gelegenheid van een zonsverduistering en werden herenigd met hun Prāṇa Govinda (Hij die hun leven en zintuigen in verrukking brengt). Dat is waarover het in dit geval ging voor de toegewijden van Śrīman Mahāprabhu. Hun bhajana bestaat uit afgescheidenheid of vipralambha. Het bezoek van Śrīman Mahāprabhu aan Alālanātha tijdens anavasara-kāla [wanneer Jagannātha Zich herstelt na Snāna Yātrā en geen darśana geeft] is vooral een stimulans voor vipralambha-bhajana.

Śrī Gaurasundara zag Śrī Jagannātha met dit gevoel van de gopīs in hun overweldigende emotie van afgescheidenheid. Die darśana van Śrī Jagannātha kon Zijn vuur van afgescheidenheid, of Zijn pogingen om Śrī Kṛṣṇa in alle opzichten een plezier te doen, beter voeden dan het aanwakkeren van Zijn verlangen om te genieten van een ontmoeting [met het gevoel van een gopī].

 

In het Engels vertaald uit Prabandhāvalī van Śrīla Bhaktivedānta Vāmana Gosvāmī Mahārāja
door het Team van Rays of The Harmonist




cc by-sa.png Dit artikel kan worden gedeeld met insluiting van de licentie Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Unported (CC BY-SA) onder vermelding van de auteur, Śrīla Bhakivedānta Vāmana Gosvāmī Mahārāja; Tweemaandelijkse Centenaire Uitgave van Rays of The Harmonist On-line, No. 1 en Pro Deo Uitgever Jaya Radhe, Nederlandse vertaling: Indirā dāsī.

www.creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.nl
www.purebhakti.com/resources/harmonist-monthly/112-srila-bhaktivedanta-vamana-gosvami-maharaja/1753-real-darsana-of-sri-jagannatha-deva
www.jayaradhe.nl/harmonist_ware_darsana_van_sri_jagannatha-deva.htm






PDF


TOP


title=""