Menu: Nederlands Engels
1 september 2021
śrī śrī guru gaurāṅgau jayataḥ!
Tweemaandelijkse Centenaire Publicatie, Uitgave No. 5
Śrī Bhagavān bevindt Zich buiten tijd en ruimtePassages uit het werk van Śrī Śrīmad Bhaktivedānta Vāmana Gosvāmī MahārājaVoor het eerst verschenen in het Engels en het Nederlands
Śrī Gaurāṅga en Kṛṣṇa zijn een principe of grondbeginsel (tattva), dat niet onderhevig is aan de invloed van een illusoir (māyika) object. Integendeel, natuur, tijd, actie (karma) enzovoort staan onder Hun beheer. Ze zijn beiden samengesteld uit volkomen kennis (pūrṇa-jñāna-maya), eeuwig bestaan en zegen (saccidānanda). Ze zijn het principe van de Allerhoogste Persoonlijkheid (puruṣottama-tattva) en de eerste voortbrengers van vóór de schepping van de materieel elementaire ruimte (bhūtākāśa). De ware manifestatie van Śrī Gaura-Kṛṣṇa is als het hoogste principe, waar alle theoriën van oorzaak en gevolg hun beslag vinden. Empirische geschiedenis is niet in staat om Hen als een onderdeel van tijd, plaats en omstandigheid te classificeren, omdat Ze de Absolute Waarheid (para-tattva) zijn. Aangezien Śrī Bhagavān ongeboren (aja) en eeuwig is, is Zijn verschijning in het tijdperk van Kali of aan het eind van Dvāpara eenvoudig een spel binnen deze materiële ruimte, die is samengesteld uit vijf elementen. Zijn geboorte en spel bestaan eeuwigdurend op het bovennatuurlijke platform. Hij doet wat Hij wil (svecchamaya), hetgeen de reden is, waarom Hij Zich in de materiële wereld manifesteert met een gebaar van genegenheid en Hij Zijn grondeloze mededogen jegens de levende wezens openbaart. Volgens Zijn doelbewuste ontwerp bevindt die almachtige Bhagavān Zich zeer nabij de wereld en de levende wezens en tevens zeer veraf, terwijl Hij door en door in hen alomtegenwoordig is. Hij is de belichaming van alle ambrozijnen rasa. Ofschoon Hij de oorspronkelijke echtgenoot is, die voor het eenpuntig levende wezen dierbaarder is dan het leven zelf (prāṇapati), is Hij Śrī Bāla-gopāla, het vererenswaardige object van alle vaders en moeders. Hij is Dīna-bandhu, vriend van de gevallenen, en Jagad-bandhu, vriend van de wereld. Als het levend wezen er niet in slaagt om vriendschap of sakhya-bhāva met Hem te sluiten, leeft dat wezen in een stad van vijanden, terwijl hij denkt, dat kwaadaardige, grote vijanden zijn vrienden zijn, waardoor hij zich op die manier in gevaar bevindt. Om de Aarde van haar overlast te bevrijden incarneert Adhokṣaja Bhagavān (de Allerhoogste Persoon, die Zich buiten het bereik van de zintuigen bevindt) op het materiële vlak met Zijn bovennatuurlijke naam, gedaante, enzovoort, die vrij zijn van het verschil tussen lichaam (deha) en belichaamde ziel (dehī). De levende wezens echter, die betoverd zijn door māyā, zien Hem als onderdeel van materiële tijd en ruimte en omdat ze door dwaasheid worden gedreven, veronachtzamen ze Zijn transcendente spel op deze Aarde. Als historici het spel van Śrī Kṛṣṇa bespreken, zien velen Hem in het licht van materiële intelligentie en denken, dat Hij een historisch figuur is. “Prākṛta kariyā māne viṣṇu-kalevara, viṣṇu-nindā nāhi āra ihāra upara – er is geen grotere heiligschennis dan het beschouwen van Viṣṇu’s gedaante als aards.” Dit onderwerp komt niet binnen het bereik van dergelijke personen. Voor iemand, die Kṛṣṇa’s geboorte, verdwijning en ander spel met een wereldse mentaliteit tracht te meten, is een helse bestemming onvermijdelijk. Iemand, die Kṛṣṇa’s karakter en daden aanziet voor politiek en ze als immoreel beschouwt, heeft de hel als bestemming. Het verlangen om de transcendente gedaante van Śrī Bhagavān af te breken maakt van het levend wezen een impersonalist, een māyāvādī. De vererenswaardige gedaante (śrī vigraha) van Bhagaván is saccidānanda. Zijn naam, gedaante, kwaliteiten en spel zijn eeuwig en bovennatuurlijk. Alleen met deze soort begrippen behaalt de ziel gunstige voorspoed. In het Engels vertaald uit Prabandhāvalī
|