Menu: Nederlands Engels
27 april 2022
Maandelijkse On-line Publicatie – Jaargang 2, No. 3 & Jaargang 15, No. 3
Engelse publicatie 14 april 2009, Laatst bijgewerkt 22 april 2022
Sannyāsakleding maakt het niet gemakkelijkerdoor Śrīla Bhaktisiddhānta Sarasvatī Ṭhākura Prabhupāda
Antwoord – Het is van essentieel belang om volkomen
vertrouwen te hebben in Bhagavān. Het is van even groot belang om te
volharden in de uitvoering van hari-bhajana,
het proces van devotionele toewijding. Ik moet Zijn genade krijgen. Ik mag
niet ontsporen. Ik moet altijd Zijn naam blijven chanten. God zal me
ongetwijfeld helpen, indien ik bonafide ben. Van iemand, die zich uitsluitend aan de lotusvoeten van śrī gurudeva heeft overgegeven, zullen alle verlangens in vervulling gaan. Mag de genade van śrī gurudeva, die niet-verschillend is van Śrī Rūpa, zowaar onze enige steun zijn. Alleen dan kunnen we ons spirituele welzijn verwezenlijken. Vraag 2 – Kan kṛṣṇa-bhajana worden uitgevoerd zonder de toevlucht en leiding van śrī guru te aanvaarden? Antwoord – Nimmer! We voeren uitsluitend kṛṣṇa-anuśīlana
uit (onafgebroken, ambitieuze ondernemingen uitsluitend bedoeld voor Śrī
Kṛṣṇa). Deze kṛṣṇa-anuśīlana
is alleen mogelijk onder leiding van Kṛṣṇa’s
toegewijden. Śrī Vārṣabhānavī-devī
(Śrī Rādhā) is anukūla
– oprecht aardig tegen Śrī Kṛṣṇa.
Anukūla is immers een andere naam voor Śrī Rādhā. Al
onze goddelijke gurus zijn niets
anders dan de meest dierbare metgezellen van Śrī Vārṣabhānavī-devī.
Wij, Gauḍīya Vaiṣṇava’s, zijn vereerders
van die Kṛṣṇa, die Anukūla Śrī
Rādhā toebehoort. Gauḍīya Vaiṣṇava’s zijn Śrī Rādhā meer toegenegen dan
Śrī Kṛṣṇa. Śrī
Gurudeva is de niet-verschillende manifestatie van Śrī
Rādhā. Alleen met de ānugatya
of leiding van Anukūla kunnen onafgebroken en volijverige pogingen
worden ondernomen, die uitsluitend zijn bedoeld voor Śrī Kṛṣṇa
(kṛṣṇa-anuśīlana).
Als de leiding van Anukūla, dat wil zeggen, de leiding van śrī guru, afwezig is, is het
niet mogelijk om ambitieuze pogingen te ondernemen om Śrī Kṛṣṇa
uit oprechte genegenheid plezier te doen (anukūla
kṛṣṇa-anuśīlana). In dat geval is het enige,
dat overblijft, het verwoestende verlangen naar eigen geluk. Alleen door deze
ijdele neiging, die aan bhakti is
tegengesteld, achterwege te laten, terwijl men onder leiding van śrī guru aan Śrī Kṛṣṇa
diensten verleent, kan alles worden bereikt. Echter, in plaats van te
trachten om Śrī Kṛṣṇa plezier te geven, worden we
in beslag genomen door het zoeken naar ons eigen plezier. Alas! We ontkennen,
dat Kṛṣṇa de meester van ons huis is en hebben onszelf die
positie toegeëigend, waardoor we gṛha-vrata
zijn geworden (iemand die zich heeft verplicht van zijn zintuigen te genieten
door zijn fantasieën in vervulling te brengen). Indien we echter ons ware welzijn
willen verwezenlijken, zullen we hieraan nog in dit leven aandacht moeten
besteden. Anders raken we ervan verstoken en worden we de verliezer, ondanks
dat we een dergelijke gouden gelegenheid aangeboden hebben gekregen. Vraag 3 – Maakt de kleding van een sannyāsī het mij gemakkelijker? Antwoord – Helemaal niet! De dingen worden niet
gemakkelijker, als je louter de kleding van een sannyāsī (verzaker) aanneemt. Alleen hij kan een ware sannyāsī worden, die gurudevatātmā wordt, dat wil
zeggen, als hij śrī guru
als devatā (vererenswaardige
Heer) en even dierbaar beschouwt als zijn eigen ātmā (ziel) en als hij op die manier de dienst aan śrī guru zijn ziel en zaligheid
maakt. Het verdient de voorkeur, dat alleen een bhakta sannyāsī wordt,
die een sterk vertrouwen en toewijding aan de geestelijk leermeester (guru-niṣṭhā) heeft en over een sterk vertrouwen in het
chanten van de heilige naam (nāma-niṣṭhā) beschikt. Degenen echter,
die zich niet bezighouden met dienstverlening aan Śrī Kṛṣṇa
onder leiding van guru en zich in
plaats daarvan in slecht gezelschap begeven, worden volkomen geruďneerd. Ze
zullen nooit in staat zijn om Bhagavān te begrijpen of liefdevolle
toegewijde dienst aan Hem te verkrijgen. Door zich als een
heilige te kleden is het mogelijk om anderen in deze wereld voor de gek te
houden, maar God is alwetend; Hij meet resultaten toe volgens zijn karma en zal een dergelijk persoon
nooit verontschuldigen. Zij, die zich als sādhu
kleden en zich in asat-saṅga
(slecht gezelschap) begeven, schaden hun eigenbelang. Door niet van
Bhagavān afhankelijk te zijn, door zich te verlaten op iemand anders,
haalt men zich louter verdriet op de hals. Vraag 4 – Is deze wereld echt een gevangenis voor geconditioneerde zielen? Antwoord – Degenen, die niets van deze wereld willen hebben, worden niṣkińcana toegewijden genoemd.
Naar hun opvatting is er in deze wereld niets, geen object of wezen, dat hen
blijvend geluk kan schenken. Deze aarde is een huis van bewaring voor de
geconditioneerde ziel. Als gevolg van onze afkeer van Kṛṣṇa
zijn we hier gevangenen geworden en lijden als gevolg daarvan aan zoveel pijn
en angst. Als gedetineerden staan we onder beheer van de gevangenisbewaarder
van deze penitentiaire inrichting – ons verstand – waardoor we per consequentie ons verdriet aanzien voor geluk.
Hierdoor krijgen we het nodige verdriet toegemeten. Iedere dwaas, die in deze illusoire,
materiële wereld achter lustbevrediging aanjaagt, raakt verstrikt in een web
van onwetendheid en valt in de greep van māyā. Degenen die gṛha-vrata zijn, die de gelofte
hebben afgelegd om het mondaine leven binnen te gaan en te genieten, denken, “We moeten een dienaar zien te krijgen en nu we gṛha-vrata zijn geworden, kunnen
we gemakkelijk alles regelen en alles met behulp van onze eigen zintuigen
begrijpen.” Het verlangen om een
politicus te worden, of een literator, een wetenschapper, een rijk persoon,
een altruďst, de leider van een natie, een intellectueel of een materialist
is doorgaans niets anders dan het verlangen om meester over māyā te worden. Prahlāda
Mahārāja daarentegen zegt, “Laat jouw
zintuigen niet afdwalen naar externe werelden. Houd geen externe, materiële
objecten in aanzien.” We zijn deha-ātmāvādīs geworden (degenen die het lichaam
voor het zelf aanzien) en gṛha-vrata
(degenen die een gelofte hebben afgelegd om binnen te gaan in het mondaine
leven en ervan te genieten) en zo kleden we ons als meester van deze wereld.
We bezien deze wereld met ogen, die zoeken naar zelfzuchtige bevrediging en
plezier en we denken, dat iedereen onze dienaar is en altijd bereid is op ons
te wachten. Alle elementen, zoals aarde, water, vuur, lucht, ether,
evenals de maan, de zon, de planeten, de constellaties, planten, dieren, bomen
en struiken – zijn allemaal rijp voor mijn genoegdoening.
We denken, “Ik ben de genieter van deze wereld en hier
is iedereen ervoor bedoeld om aan mij diensten te verlenen.”
Maar staan we er ooit bij stil, voor wie deze wereld eigenlijk is bedoeld?
Het is een instrument, dat dient te worden aangewend in de dienst van
Jagadīśvara, de Meester van het Universum. Als we niet betrokken
zijn in hari-bhajana, hebben we het
recht niet om ons zelfs maar een half strootje uit deze wereld toe te eigenen. Vraag 5 – Wie trekt Kṛṣṇa aan? Antwoord – Het Wezen “Kṛṣṇa” trekt alle drie de werelden aan. Alleen dit substantieve
wezen is aantrekkelijk. Zoals een magneet alleen ijzer aantrekt, geen hout,
zo trekt Bhagavān, die hoogst vererenswaardig is, alleen de zielen aan,
die geneigd zijn Hem te dienen (sevā-unmukha)
en degenen, die reeds Zijn dienaar zijn (sevaka).
De gretigheid om de zoetheid van transcendente dienstverlening aan Hem te
ervaren trekt beide typen zielen aan. Indien echter iemand,
die geneigd is Hem te dienen (sevā-unmukha),
op zeker moment door iets anders wordt aangetrokken, raakt hij verstoken van
die oorspronkelijke aantrekkingskracht. Aan de ene kant gaat de aantrekkingskracht
uit naar de materiële wereld, welke leidt tot gebondenheid, en aan de andere
kant gaat die uiterst gunstige aantrekkingskracht uit naar Kṛṣṇa.
Aantrekkelijke vormen, smaken, geuren, geluiden en aanrakingen zijn ons in
deze wereld zeer nabij en vanwege onze labiele zwakte raken we erdoor
aangetrokken. Maar als iemand in deze conditie onophoudelijk hari-kathā van de lippen van de sādhu-guru kan horen, kan hij
zich uit de greep van deze aanverwante vijanden bevrijden. Kunnen we niet
worden aangetrokken door de lotusvoeten van Śrī Kṛṣṇa,
dan worden we wel aangetrokken door māyā.
Als we worden aangetrokken tot Śrī Kṛṣṇa’s naam en Zijn prachtige gedaante enzovoort, kunnen we
worden verlicht van ons huidige, zelf-toegebrachte ongemak van de positie van
genieter, een positie, die in werkelijkheid alleen Śrī Kṛṣṇa
toenbehoort. Naarmate we ons bezighouden met horen, chanten en herinneren van
de vertellingen over Kṛṣṇa, wordt onze verkeerde notie de
genieter te zijn verdreven – en daarna gaan we zeker
de aantrekking tot Kṛṣṇa ervaren. Uit: Śrīla Prabhupāder
Upadeśāmṛta __________________________ Śrīla Prabhupādera Upadeśāmṛta van Śrīla Bhaktisiddhānta Sarasvatī Ṭhākura Prabhupāda is een verzameling instructies in de vorm van vraag-en-antwoord.
Licentie: https://creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.nl |
DIT DOCUMENT IS BESCHIKBAAR IN PDF