Menu


Benut ieder moment voor het ware welzijn

6 augustus 2021


śrī śrī guru gaurāṅgau jayataḥ!

Rays of The Harmonist

Maandelijkse On-line Publicatie – Jaargang 1 & 14, No. 6


Opgedragen aan
nitya-līlā praviṣṭa oṁ viṣṇupāda

Śrī Śrīmad Bhakti Prajñāna Keśava Gosvāmī Mahārāja



Geïnspireerd door en onder leiding van
nitya-līlā praviṣṭa oṁ viṣṇupāda

Śrī Śrīmad Bhaktivedānta Nārāyaṇa Gosvāmī Mahārāja





Benut ieder moment voor het ware welzijn


door Śrīla Bhaktisiddhānta Sarasvatī Ṭhākura Prabhupāda



prabhupad



Śrī Bhagavān heeft gezegd, “Een intelligent persoon dient slecht gezelschap te vermijden en het gezelschap te zoeken van heiligen, die met hun instructies de knoop van aardse gehechtheden uit het hoofd wegknagen” (Śrīmad-Bhāgavatam 11.26.26). Het betekent, dat we voor ons ware welzijn altijd de leiding moeten aanvaarden van de ware guru en dat we niet door pseudo gurus mogen worden misleid. De guru accepteert nooit preya-panthā, de weg van het plezier, want hij volgt śreya-panthā, het pad van het ware welzijn. En hij leert zijn leerlingen en anderen over dit ware pad te lopen, zoals zijn eigen ware guru het hem heeft geleerd.


Als een leerling de guru om toestemming vraagt voor het drinken van alcohol, zal de guru dit zeker afwijzen en nimmer toestaan. Als de guru de leerling in zijn gebed om de hunkeringen van het verstand niets toegeeft, zou de leerling de guru kunnen afwijzen. Dergelijke leerlingen aanvaarden alleen gurus, die bereid zijn om brandstof te leveren aan hun verlangen om zich te verzadigen in lustbevrediging. Tegenwoordig is het mode geworden om een guru te aanvaarden om zinnelijk plezier te laten goedkeuren, niet om zich het ware welzijn te laten onderwijzen. Dergelijke afspraken bevredigen alleen sociale of familiegewoonten, vergelijkbaar met het zoeken naar een kapper of een wasserij.


Zodra de Waarheid is vastgesteld, dient zij ter plekke en hartgrondig in praktijk te worden gebracht. Omdat onze levensduur erg kort is, mogen we zelfs geen ogenblik verspillen van hetgeen ervan resteert door zich met aardse zaken bezig te houden. Integendeel, we moeten het aanwenden om dienstverlening aan Śrī Hari uit te voeren. Koning Khaṭvāṅga kreeg het hoogste goed door zich slechts één muhūrta (achtenveertig minuten) bezig te houden met dienstverlening aan Śrī Hari en Ajāmila diende Hem precies op het moment van de dood. De volgende anecdote illustreert dit punt.


Śivānanda Bhaṭṭācārya – een Śākta, een aanbidder van godin Kālī, of Durgā – stuurde zijn zoon Rāma-kṛṣṇa voor het aanstaande feest van Durgā-pūjā naar de markt om een paar offerdieren, zoals geiten en buffels, en andere noodzakelijke artikelen te kopen. Toen Rāma-kṛṣṇa met zijn aanwinsten naar huis terugkeerde, kwam hij Śrīla Narottama Ṭhākura tegen, een heilige van de hoogste orde. Nadat Śrīla Narottama Ṭhākura de jongen instructies had gegeven, was de jongen totaal van gedachten veranderd. Hij liet de dieren vrij om inwijding van de Ṭhākura te krijgen en ging met lege handen terug naar huis.


Śivānanda keek verwachtingsvol uit naar de terugkeer van zijn zoon met de geiten, de buffels en andere artikelen voor de verering van Devī. Toen hij zag, dat hij niets bij zich had, vroeg hij er zorgerlijk naar.


Śrī Rāma-kṛṣṇa zei, dat hij was gezegend door de gratie te krijgen van de illustere Vaiṣṇava, Śrīla Narottama. Toen zijn vader dit hoorde, ontstak hij in woede en noemde hem een schande voor de familie door een guru te aanvaarden, die niet in een brahmaanse familie was geboren.


Rāma-kṛṣṇa had het geluk, dat hij bij het horen van de Waarheid uit de mond van Ṭhākura Mahāśaya voor het wereldse moeras was ontwaakt en onmiddellijk de plichtplegingen van deze wereld als vreugdeloos en onbeduidend kon opgeven om zich aan de dienst van Hari te wijden.


Omdat we zelfs niet zeker kunnen zijn van de duur van een ademhaling, omdat het onze laatste ademtocht kan zijn, moeten we zelfs dit ogenblik besteden voor het verkrijgen van ons ware welzijn. Hiertoe mogen we niet luisteren naar iemand van deze wereld, die ons een tegengesteld advies kan geven. In Śrīmad-Bhāgavatam (5.5.18) leert Śrī Ṛṣabhadeva ons, “We worden omgeven door de dood en iemand, die ons er niet van bevrijdt, kan niet worden gehoorzaamd als een weldoener, ook al is hij een guru (zoals Śukrācārya voor Bali), een naaste verwant (zoals Rāvaṇa voor Vibhīṣaṇa), een vader (zoals Hiraṇyakaśipu voor Prahlāda), een moeder (zoals Kaikeyī voor Bharata), een halfgod (zoals Indra voor Nanda), of een echtgenoot (zoals de yājñika-brāhmaṇas wier echtgenotes waren toegewijd aan Śrī Kṛṣṇa).” Dat was het geval met Śrī Rāma-kṛṣṇa Bhaṭṭācārya, die een zekere mate van ongenoegen bij zijn vader teweeg bracht om zijn ware welzijn veilig te stellen.


Aangepast uit The Gauḍīya, Jaargang 24, No. 10
CC BY-SA Rays of The Harmonist, No. 19 (Gaura Purnima 2009)


cc by-sa.png Dit artikel kan worden gedeeld met insluiting van de licentie Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Unported (CC BY-SA) onder vermelding van auteur, Srila Bhaktisiddhanta Sarasvati Thakura Prabhupada, Rays of The Harmonist, Jaargang 1 & 14, No. 6 en Pro Deo Uitgever Jaya Radhe, Nederlandse vertaling: Indira dasi.

www.creativecommons.org/licenses/by-sa/3.0/deed.nl
www.purebhakti.com/resources/harmonist-monthly/37-year-1/969-utilize-every-moment-to-attain-true-well-being
www.jayaradhe.nl/harmonist_benut-ieder-moment-voor-het-ware-welzijn.htm




PDF


TOP

title=""